22 februari; Khama Rhino Sanctuary – Sunday Pan (Central Kalahari), 423 km gereden

Hans en ik hadden onrustig geslapen, met name omdat de matras behoorlijk dun is en je dus goed de grond voelt, en omdat het de eerste nacht was in een nieuwe setting. Toen wij rond zes uur opstonden brandde het vuur al weer voor de koffie en de thee (en het afwaswater) en bij de douches brandde ook al het vuur zodat we heet water zouden hebben. Dat was namelijk iets wat we ons nog niet echt beseft hadden en pas gistermiddag gezien hadden, maar de douches worden hier van heet water voorzien door een groot houtvuur in een eenvoudige bakstenen “oven” buiten het doucheblok, waar buizen water door twee tanks in de oven stuurde, als een primitieve – maar zeer effectieve – heetwaterketel.


Na het ontbijt en de afwas pakte de begeleiders alles in op hun truck en konden we op pad. De bedoeling was om vandaag een flinke afstand af te leggen – vanaf de Rhino Sanctuary naar Rakops, waar de toegangsweg naar de oostpoort van het Central Kalahari Game Reserve lag, en van daaruit door de woestijn naar ons kamp in Sunday Pan. Omdat het een hele lange rit zou zijn, zeker het laatste stuk vanuit Rakops waar de asfalt weg ophield en het zandpad door het okselhoge gras en de dichte bosjes van de Kalahari begon, had onze gids haast om op tijd weg te zijn. Met walkietalkies om contact te houden en met een korte uitleg wat het inhield om in konvooi te rijden konden we vertrekken!


In Lethlakane hebben we als voorzorgsmaatregel getankt, omdat er soms wel, soms niet in Rakops diesel beschikbaar was. Inderdaad bleek er in Rakops geen diesel te zijn, dus alleen de mensen met benzine konden nog extra bijtanken. De asfaltweg naar Rakops leek al naar het midden van nergens te lijden, aangezien we de honderd kilometer voor aankomst daar al reden door enorme zand en zoutvlaktes met hier en daar een boom of dun, droog gras. En honderden, duizenden ezels! Want vandaag kregen we te horen dat er in Botswana bijna evenveel ezels als mensen wonen – en zo te zien leefde daar dan weer het merendeel van in de grofweg 150 kilometer tussen Rakops en Lethlakane… Rakops zelf is een klein dorpje waar de asfaltweg letterlijk uitsterft en grind wordt; de oorspronkelijk 2-baans wijde weg is al lang geleden afgesleten tot een gerafelde strook die nauwelijks wijd genoeg is voor een auto, met grote gaten erin. Iedereen rijdt dus maar op de brede berm van wit grind omdat dat veel beter te rijden is!


Iets na Rakops sloegen we de weg in naar de toegang van het Central Kalahari Game Reserve, een pad dat met regen een absolute nachtmerrie moet zijn… Vol hobbels en bobbels met hoog gras en hier en daar een boom in de uitgestrekte velden aan beide kanten. Na zo’n 40 kilometer hobbelen en bobbelen kwamen we bij de poort aan waar Douwe de overnachtingplaats regelde en de formaliteiten afhandelde, en toen konden we echt officieel de Kalahari woestijn inrijden! Voor zowel Hans als ik heeft die naam zo’n magische klank, en al wisten we ook beiden dat de Kalahari helemaal niet een eindeloze zandbak is zoals men verwacht van een woestijn, we waren toch een beetje verrast over hoe groen alles was. Want het heeft de afgelopen maanden veel (relatief gezien dan, het is niet voor niets een woestijn natuurlijk) geregend en dus stond het gras tot okselhoogte, waren de bomen groen, en waren de bosjes wel zo’n 2-3 meter hoog, waardoor je soms bijna door een tunnel van bruinig-groen gras reed. Wel kan je ook goed zien dat het normaal gezien hartstikke droog en onherbergzaam is, het landschap bestaat voornamelijk uit allerlei soorten droog, bruinig gras en riet, met overal bosjes van allerlei soorten acacia’s met stekels van soms wel 10 cm lang.


Soms opent het landschap zich uit naar een eindeloze grasvlakte maar meestal moeten zelfs de auto’s zich door de dichte, venijnige acacia’s wurmen aan beiden kanten van de weg. Het klinkt dan ook vaak alsof je met je auto langs metaalwol schuurt. De weg zelf is een zandweg – weliswaar maar een spoor, maar zoals af en toe bleek wel twee richting, dus dan moest iedereen half de bosjes in aan beide kanten om elkaar langs te laten. Eigenlijk, oppervlakkig gezien, is het qua landschap bijna alsof je off-road door de bosjes in de duinen crost – maar voor ons is het idee dat het de Kalahari is al magisch voldoende!


We hebben impala, gemsbok, spitsbok en gnoe gezien, en vele vogels natuurlijk. Na een tijdje in het park zelf gereden te hebben zijn we gestopt en hebben we genoten van een snelle lunch – een heerlijke pastasalade met een appeltje toe, door Vermaak die ochtend nog gauw gemaakt. Wij zijn onder de indruk van de zorg die wordt besteed aan details – al is het op zich niet nodig en kan men gewoon zo uit het vuistje eten, er werd toch een tafel met tafellaken neergezet waar alles opgezet werd zodat we konden pakken wat we wilde, en de pasta werd in een schaal geschept in plaats van zo uit de tupperware bak op te dienen… En na het eten kwam Vermaak nog even langs met een zak snoepjes voor iedereen om eentje als toetje!


Na de lunch liet Douwe ons al gauw alleen om zelf snel vooruit te rijden naar het kamp, en zijn Hans en ik en nog 2 anderen die GPS hadden nog wat rond gaan rijden. Ik kon zien dat Hans plezier en handigheid kreeg in het 4wd rijden, we reden lekker vlot mee met de anderen. Onderweg was een lastig stuk weg waarbij we door het spoor heen en weer geslingerd werden, maar na een tijdje werd het zo extreem, ook vanwege het feit dat je over deze “makkelijke” wegen redelijk snel rijdt, meestal tussen de 20-40 km/uur, maar waar mogelijk zo’n 40-60 km/uur, dat we af en toe echt de bosjes ingegooid werden en Hans zijn uiterste best moest doen om weer terug te sturen. Mijn spiegel was door het geweld ingeklapt dus ik deed mijn raam open, en toen hoorde we opeens het duf-duf-duf van een lekke band! Linksvoor was helemaal aan gort gereden, waarschijnlijk al een paar honderd meter terug maar Hans had het door het zware terrein niet opgemerkt als zijnde een lekke band. Gelukkig hadden onze medereizigers alle gereedschap en veel ervaring met dit soort zaken, dus binnen 20 minuten hadden de mannen onze band vervangen en konden we weer op weg! Wel toch behoorlijk geschrokken, en weer heel gevoelig voor rare geluiden helaas… (zie onze Australië-avonturen).


Bij aankomst in het kamp was alles al weer klaargezet voor ons, en stond het vuur weer lekker te branden met de ketels op het vuur en de gietijzeren pot met brooddeeg voor die avond weer klaar naast het vuur. Vermaak bakt zijn brood door hete kolen op en onder de pot te leggen, en ik ben er verslaafd aan, het is heerlijk zacht, klef en vers! Dit kamp ligt op een helling aan de rand van Sunday Pan, dat op het moment een grasvlakte is met hier en daar een bomengroep. Het kamp is heel eenvoudig qua voorzieningen, er is een centrale vuurplaats, iets afgelegen een “douche” waarbij je onder een emmer met een sproeikop kunt staan (eigen water meebrengen) en een wc die letterlijk een gat in de grond met een wc-pot erop is, en er is geen water. Behoorlijk basic dus. Maar het is altijd verrassend hoe snel je went aan dit soort dingen, en jezelf aanpast. De tenten staan in de bosjes en tussen de bomen om de centrale vuurplaats – het is hartstikke begroeid, duidelijk is hier kort geleden nog regen geweest – en de veldkeuken onder een boom naast het vuur. Eigenlijk hartstikke leuk om te zijn en met lekker, eenvoudig eten en een goede sfeer een geweldige omgeving!


’S-avonds hebben we een prachtige Afrikaanse zonsondergang over de Pans gezien, en na het eten heeft iedereen nog lang om het vuur gezeten, kletsend, lachend en wijn en koffie of thee drinkend. De Zwitser spreekt nog altijd Engels met een geweldig zwaar Duits accent, ondanks 45 jaar in Zuid-Afrika, en wordt dus genadeloos geplaagd door de Engelsman, die elkaar wat dat betreft gevonden lijken te hebben en voor ons pure entertainment is, en het was gewoon heel gezellig. Wel werden we erop gewezen door Douwe dat we in een kamp midden in de natuur zaten en dus niet verrast moesten zijn als dieren naar ons toe zouden komen – hyena’s, op zoek naar eten, of zelfs grote katten zoals leeuwen of luipaarden. Het is hier tenslotte leeuwen-land, al hadden we tot nu toe nog geen leeuw gezien. Om een uur of 10 zijn Hans en ik tenslotte als een van de laatste naar bed gegaan, nadat we – op het advies van Douwe – net zoals anderen de flappen dichtgedaan hadden van onze tent zodat wij niet naar buiten konden kijken maar belangrijker, niets naar binnen kon kijken!


free counters