Woensdag 25 mei: Great Zimbabwe Ruins – Mutare (Leopard Rock Hotel): 402 km

Hans en ik hadden op aanraden van Paul en Lin een week achter onze reis van Bhejane extra gepland om naar de ruines te gaan. Deze tussentijdse detour is qua afstanden rijden veel handiger, maar het betekent wel dat we nu moeten gaan verzinnen wat we die laatste week gaan doen. Vanochtend bij het ontbijt kwam Lin echter met het idee om met z’n viertjes nog een eindje dieper Zimbabwe in te gaan, richting de grens met Mozambique wat volgens hen ook een heel mooi gedeelte van Zimbabwe is. Het leek ons een goed idee maar dat betekende wel dat we dus geen afscheid meer konden nemen van de mannen van Bhejane, en dat vonden we een beetje jammer plus een beetje lastig qua “politiek” – we hadden dit namelijk niet van te voren afgesproken met Frank en zo zou het kunnen lijken alsof we ons te goed voelde om weer terug bij de groep te komen. Maar Roger en Claire beloofden om ons verhaal te doen aan Frank, want zij gingen noodgedwongen wel terug vandaag naar de rest van de groep die nou in Motopos zouden zijn. Ze hadden het absoluut gezellig gevonden om nog met ons mee te gaan maar moesten morgenochtend vroeg in één streep richting Johannesburg vertrekken; Roger moet namelijk vrijdag weer op zijn werk zijn. Het kwam in ieder geval wel goed uit dat zij nou voor ons en Paul en Lin de radio’s, tent, en de box met keukengerei die we geleend hadden terug konden nemen naar Bhejane; en ze namen voor ons vieren ook de fooien voor Petri, Paul en John mee (Frank is de eigenaar dus die krijgt geen fooi). En natuurlijk zouden ze voor ons de groeten doen aan de mannen, plus we gaven Claire de bak met drop mee – de bak was van haar, en ze mocht zelf zo veel drop pakken als ze wilde en de rest aan de mannen van Bhejane geven.

Na een hartelijk afscheid op het parkeerterrein vertrokken wij met Paul en Lin in oostelijke richting, en Roger en Claire in westelijke richting. We hadden wel geen radio’s meer maar in principe zouden Paul en Lin voorop rijden en wisten Hans en ik in ieder geval de richting naar Mutare dankzij de garmin. Bij twijfel zouden ze stoppen om te overleggen. Voor Paul zou dit gebied waar we nu naar toe reden, Mutare (vroeger Umtali) en het dichtbijgelegen Bvumba (of Vumba) gebied een nostalgische trip worden: hij was hier in 1975 geweest, toen Zimbabwe nog een heel ander land was dan nou. En ze waren begrijpelijk erg nieuwsgierig naar hoe het nu er allemaal uit zou zien. Het was een mooie rit langs prachtige bergen, granieten “Koppies” en mooie vergezichten en landschappen, en we konden dankzij de garmin zien dat we aan het stijgen waren in het landschap; de Vumba-bergen vormen de grens met Mozambique en zijn het hoogste in Zimbabwe, tegen de 2000 meter hoogte boven zeeniveau.

We reden door een landschap vol baobabs, en op een gegeven moment zagen we in de verte een boogbrug – Paul en Lin stopte hier dus ook voor een korte fotostop en benenstrek-mogelijkheid. Ze vertelden dat dit de Birchenborough brug was, een exacte kopie van de brug bij Sydney op iets kleinere schaal door dezelfde architect ontworpen, in stukken vanuit Engeland naar Zimbabwe vervoerd en hier midden in het land ter plekke in elkaar gezet. Wat een onderneming! Onze fotostopplaats was vlakbij een klein dorpje langs de weg, en net zoals in Mozambique kwam er gelijk een horde kinderen op onze auto’s af, nieuwsgierig naar ons en ook aan het bedelen voor pennen om in school mee te schrijven. Hun kleren waren ook minder goed dan dat we tot nu toe in andere delen van Zimbabwe gezien hadden, dus het leek erop dat we in de wat armere regio’s komen. Ironisch genoeg had een van de kinderen wel een mobieltje op zak, maar ze zei dat ze geen beltegoed had. Op Lin’s vragen waarom ze nu niet in school zaten antwoorden ze dat er niet genoeg geld was in Zimbabwe om ze allemaal naar school te laten gaan. Propaganda, waarschijnlijk, maar zonde dat ze het geloven! We hebben wat foto’s van ze gemaakt en laten zien, met name van een jongetje die graag op de foto wilde en een heel stil verlegen meisje die het niet durfde te vragen; ze gierden allemaal van het lachen toen ze zichzelf op het schermpje terugzagen!

Er was 100 kilometer geleden al aangegeven dat de Birchenborough brug geen voertuigen boven de 25 ton kon dragen, dus je zou denken dat onze Landcruisers geen probleem moesten zijn. Maar toch was er een grote slagboom aan het begin van de brug en moesten wij een fractie wachten voordat we achter Paul aan mochten... Voor de zekerheid zeker?! Of gewoon weer een manier om het volk te controleren en onder de duim te houden. We merkte wel dat er erg veel politie-roadblocks waren in dit deel van het land, en dat ze vooral geïnteresseerd waren in de Zimbabwaanse auto’s. En we zagen veel graffiti op rotsen: de letters MDC – (Movement for Democratic Change) de oppositiepartij, er komen namelijk binnenkort verkiezingen. En volgens Paul en Lin is dit deel van het land erg oppositie-gezind, wat de vele politiecontroles verklaart. We zagen ook veel individuele bedrijvigheid; zo’n beetje alles wat langs de weg verkocht kon worden werd dat ook! De vruchten van de baobabbomen waren geplukt en werden langs de weg verkocht, zelfs de bast was met beleid gestript (zodat de boom niet zou afsterven) om van de vezels matten te weven, die ook langs de weg verkocht werden. Verder potten, riet en rietwerkstukken, bakstenen, houtsnijwerk (Zimbabwe is blijkbaar bekend om zijn houtsnijwerk), vruchten, echt van alles! Zo veel economische activiteit hebben we hier in Zimbabwe nog niet gezien... Misschien ook een verklaring voor de oppositie-gezindheid van deze regio, ze willen waarschijnlijk op eigen benen staan en zich (economisch) vrijmaken van het gevestigde regime.

We hadden van te voren afgesproken dat we in of in de buurt van Mutare een overnachtingsplaats zouden zoeken, maar toen we Mutare inreden was het een behoorlijk grote stad dus stopte Paul en Lin even om te overleggen; zij waren er wel voorstander voor om in het Vumba gebied vlakbij, zo’n 30 kilometer van Mutare vandaan, in een hotel te blijven dat ze nog van vroeger kende. Het zou wel redelijk duur zijn, net als de Zimbabwe Ruins Hotel, zo’n 150 dollar. Maar ja wij realiseerde ons ook wel dat we niet in de stad zelf wilde blijven, en dat goede hotels hier in Zimbabwe nu eenmaal in het hoger segment zitten en dus duurder zijn. Prima dus, en Paul leidde ons dus de bergen in. Het landschap veranderde nu behoorlijk: we reden niet meer tussen Afrikaanse “koppies”, het leek alsof we een soort sub-tropisch Zwitserland inreden, met donkere bossen, kronkelende bergweggetjes, mooie alpenweitjes, bergachtige vergezichten, en stroompjes... Best mooi en ook wel een beetje gek om te zien! En onderweg naar boven zagen we allerlei lodges en mooie vakantiehuizen in de bossen – dit was duidelijk ooit een populair vakantiegebied geweest. Maar nou stonden de huizen weer leeg en de lodges en hotels ook – al waren ook hier de tuinen weer prachtig onderhouden... Een beetje vreemd en tegenstrijdig om te zien. Er liepen veel zwarte mannen en vrouwen langs de weg, of verkochten brandhout of geborduurde kleden en schorten; er was duidelijk heel veel werkeloosheid.

Toen we aankwamen bij het hotel dat Paul en Lin in gedachten hadden moesten Hans en ik toch wel een beetje knipperen: het was een heus country estate-achtig luxe resort, met golfbaan, casino en een kasteelachtig gebouw echt pal bovenop een heuvel met een pompeuze oprit, vijvertjes en vergezichten. Slik! Blijkbaar moesten Paul en Lin ook een beetje slikken, ze kwamen in ieder geval een beetje schaapachtig uit hun auto toen we bij de receptie aankwamen – dit was toch niet helemaal zoals ze het zich herinnerde... Maar goed we waren nou toch hier en Lin wilde duidelijk niet verder, dus dan maar door de zure appel bijten en kijken hoe duur het was. We stapte een grote receptie binnen met kristalle kroonluchter, marmere vloer, en een raam die uitkeek op een binnentuin tegen de bergwand aan die opgevuld werd met een enorme wurgvijg... De prijs per kamer was 165 dollar, iets duurder dan beraamd maar goed, Paul en Lin wilde hier wel blijven, stelde voor om ook morgen hier te blijven zodat we de hele dag zouden hebben om de regio te verkennen, en wij vonden het best, al is zoiets niet per definitie onze eerste keuze! Het enige probleem was echter dat de zwarte jongen achter de receptie een beetje bedenkelijk keek naar onze outfit (korte broeken, khaki-kleuren, licht kampvuur aroma en hier en daar een kleine beetje groezelig); Paul voelde dit aan en gaf als grapje aan dat we wel geen avondkleding hadden hoor. De jongen keek daarop een beetje bezorgd en riep zijn meerdere, die ook een beetje bezorgd keek; en toen realiseerde wij ons dat ze serieus waren... Dus wij grapjes maken dat we toch echt niet onze avondkleding bijhadden in ons tentje, dat we al 2 weken in een tent sliepen en bij kampvuur aten, en dat het toch geen probleem moest zijn. Nou ja, zolang we maar een lange broek aantrokken was het misschien geen probleem. Nou dat konden we wel!

Zo’n pompeus hotel is echt niets voor ons... Maar duidelijk vond Paul het toch ook een beetje teveel van het goede, en het was duidelijk absoluut niet zoals ze zich herinnerd hadden! Ach ja, ik zie het zo maar, we krijgen zo wel een heel gevarieerd beeld van Zimbabwe te zien, aangezien we nu duidelijk in een resort zitten van de Zimbabwaanse (zwarte) “fat cats”... We hebben ons geïnstalleerd in onze kamers en zijn toen nog een rondje gaan rijden in de regio; Lin had een rondrit gezien alleen die bleek 70 kilometer lang te zijn en was in ieder geval door onze garmin niet op de kaart gezet dus duidelijk niet iets wat veel door blanken gereden werd. Dat was trouwens ook wel een beetje te merken, het asfalt werd steeds slechter terwijl het kronkelweggetje steeds dieper het bos introk, en er liepen steeds meer zwarte mannen langs de weg. Hans en ik vonden het niet de meest geweldige weg om te rijden, en een beetje unheimisch omdat we letterlijk “van de kaart” afgereden waren. Paul voelde zich ook niet helemaal 100% op zijn gemak want hij stopte op een gegeven moment om te overleggen; we waren ondertussen anderhalf uur onderweg, en het was inmiddels al 4 uur. Nou gaat in de bergen de zon sneller onder omdat hij achter de bergen verdwijnt, en in een bos wordt het nóg sneller donker, plus er loopt veel rond dat niet per se goede bedoelingen hoeft te hebben, zeker niet in het donker... Dus we besloten maar om weer om te draaien en terug naar het hotel te rijden.

Terug gaat altijd sneller natuurlijk dus rond 5 uur waren we weer terug, waar we voor de zekerheid de auto’s met de achterbakken tegen elkaar geparkeerd hebben op het kleine parkeerterreintje naast het hoofdgebouw, en nog even gingen luieren in onze kamer voordat het tijd was om te eten. Dit hotel had wifi, die het deed, dus we konden voor het eerst deze reis de post binnenhalen en een beetje internetten. Heerlijk! En we hadden weer televisie, alleen die stond op sneeuwstand tot een uur of 6, toen hij het opeens weer deed – een soort avondklok voor de tv? Los van het feit dat we omringd waren door obers bij het avondeten was het wel erg lekker en hebben we gezellig samen gegeten. We hebben nog een tijdje zitten natafelen met Paul en Lin en ons verbazen over de “fat cats” die rondliepen; er was een of andere conventie waar zwarten en Koreanen aanwezig waren – er worden in deze regio diamanten gevonden en het hotel was eigendom van een belangrijke mijnketen, dus vandaar waarschijnlijk. En wat het ook was, er was veel geld bij betrokken want de auto’s waren flashy (er stond het allernieuwste model rolls royce, met nummerplaat “glorycar”), de aanwezige zwarte vrouwen zwaar van de blingbling, en de zwarte mannen letterlijk moddervet. De ietwat iele kleine Koreanen staken er vreemd bij af... Niet echt ons soort gezelschap vermoeden wij! ’s Avonds hebben we nog wat emailtjes verstuurd, televisie gekeken (Mladic is opgepakt, dat hebben ze mooi getimed voor ons!) en lekker gedoucht, en toen was het tijd om naar bed te gaan.

PS: thuis hebben we gegoogled op “glorycar”, en het blijkt dat we die nacht inderdaad in hoog gezelschap verkeerde... De peperdure gloednieuwe rolls royce met de nummerplaat “glorycar” is namelijk van de steenrijke neef van Mugabe, Philip Chiyangwa...

Woensdag 25 mei: Great Zimbabwe Ruins – Mutare (Leopard Rock Hotel): 402 km

free counters