Het was weer een vroege start vanochtend, ook omdat het kamp al vanaf een uur of 4:30 wakker begint te worden met de eerste plassers (ik ook, want dan heb ik nog de kans in het donker redelijk onbespied mijn ding te kunnen doen, we zijn hier namelijk omringd door hutjes en ogen). Verder begint Meski in het hutje aangrenzend aan ons afdakje rond 5 uur voorbereidingen voor het ontbijt, doen de politieagenten om 5:30 bidden, en komen rond zonsopkomst om 6 uur én de vliegen weer tevoorschijn én de buurtkinderen op zoek naar iets te eten of gewoon wat afleiding bij onze kokkin… Je hebt dus geen wekker nodig! Het was vanochtend om 7 uur al bloedheet, volgens Enku zeker 30 graden. Pfffff, de hitte is ons op zich meegevallen – bloedheet, maar er viel enigszins mee te leven – maar we zullen het niet missen!





We zijn rond 7 uur vertrokken richting de rand van het witte zoutmeer. Eerst moesten we echter weer even wachten bij de hoofdstraat van het gehucht op onze militairen voor vandaag. Ondertussen reden er 7 auto’s van een reisorganisatie Magna langs, die parkeerde op het “parkeerterrein” gebied dat ontstaan was waar de asfaltweg doodliep op de zoutvlakte, terwijl wij doorreden het zout op waar we alleen konden staan. Als we dat zien, en vergelijken met hoe wij met z’n tweetjes midden op het zout kunnen staan terwijl de kamelen naar ons toelopen, en denken aan de prachtige dingen die we de afgelopen dagen hebben kunnen doen, zijn wij dolblij dat we alleen zijn voor deze reis – maar we weten nu dat we niet de juiste personen zijn om voor andere reizen alleen met chauffeur/gids te reizen.












Er kwamen twee stoeten van kamelen ons tegemoet, ik ging zo staan zodat ze aan beide kanten van me zouden lopen, en Hans stond zodat hij beide stoeten bij elkaar zou zien, samen met Enku die op zijn geologenhamer ging zitten. Het was een mooi gezicht om te zien hoe de kamelen in een lange rustig stoet langs schrijdde op hun hoge poten onderweg naar de zoutwinning, erg leuk! En er waren veel kamelen, zo’n 300-350 dieren schatten we.



















Enku vertelde dat de kamelen (en hun menners en de ezels die meelopen) zo’n 50 km komen lopen uit een nabijgelegen stadje. De mannen die op de zoutvlakte in de hitte werken zijn geen Afar, maar het Tigrai volk, boeren in de volgende provincie die, in de winter, als het hier iets minder heet is, naar toe komen, en op de zoutvlakte gaan werken. Deze mannen hakken blokken van een paar kilo uit en verkopen ze voor 3 birr per plaat aan kamelendrijvers, die laden ze per 26 blokken op een kameel en verkopen ieder blok voor 15 birr in het nabijgelegen plaatsje 50 km verderop aan vrachtwagenvervoerders, waar ieder blok, tegen de tijd dat het in Mekele aankomt, inmiddels 25 birr oplevert. De meeste landelijke mensen in Ethiopië hebben liefst dit zout, en het wordt voor dieren gebruikt.





















Sommige van de kamelendrijvers kwamen bij mij om geld vragen, maar meestal wilde ze mijn zonnebril hebben. Erg vervelend waren ze niet want de meeste liepen gewoon door, en als Enku in hun lokale taal even tegen ze mopperde liep de rest ook door. Eentje trok zich daar echter niets van aan en bleef nog een tijdje aandringen bij me en keek ook mee op mijn fototoestel. Ik negeerde hem na een tijdje en toen werd hij het al gauw zat en liep weer achter zijn kamelen aan. Het was in ieder geval een hele bijzondere ervaring om al die honderden kamelen langs te zien lopen en in de verte te zien verdwijnen!





















Toen zijn we naar een vlakte gereden van bruine onregelmatige platen onzuiver zout, met een aantal stinkende bronnen met gele en witte afzettingen. Minder mooi dan Dallol maar zeker indrukwekkend. Er was geen zuchtje wind en het zweet stroomde van ons lijf, terwijl het nog maar pas 9 uur ’s ochtends was. Zelfs Enku was drijfnat, en hij is het toch wel een beetje gewend! Hij herinnerde ons eraan dat we hier op de zoutvlakte op het laagste punt van de Danakil Depressie zaten, op 120 meter onder zeeniveau! Dat is nog geeneens het diepste, de Dode Zeeligt op wel 430 meter onder zeeniveau… Een van de militairen die ons hier steevast begeleiden haalde zijn metaaldetector opeens tevoorschijn. “Oh dat is voor mijnen op te sporen” zei Enku nonchalant. Oeps! Het bleek echter dat de militair hier gewoon zijn nieuwe speeltje even wilde uitproberen…

















We hebben hier een tijdje rondgekeken, en het kon niet tippen aan de regenboog van kleuren in Dallol, maar het was hoe dan ook wel erg leuk en als we dit vóór Dallol hadden bezocht hadden we het zeker erg bijzonder gevonden. Overal in het zout (ook hier was weer alles wat we konden zien van zout) waren borrelde bronnetjes en vettige kristalafzettingen – er zaten duidelijk andere mineralen in de ondergrond dan bij Dallol – en soms moest je zelfs goed kijken waar je liep want dan zag je tussen de barsten van de zoutplaten in de diepte hete borrelende oplossingen van het een of ander. Enku zei dat deze meertjes niet zuur waren, maar juist weer erg basisch, heel erg zeepig qua gevoel; het stonk flink en we hoefde het in ieder geval niet aan te raken.






























































Toen reden we naar de zoutwinning, die nog volledig traditioneel gebeurt; mannen hakken met de hand blokken zout uit het spierwitte zoutmeer die ongeveer 7 kilo per stuk wegen. Enku informeerde naar de marktprijs want hij verbaasde zich dat het zo druk was. Het bleek dat de prijs gestegen was: 5,5 birr per blok voor het uithakken, 27 voor het door de kamelendrijvers naar het nabijgelegen plaatsje Brehaile brengen, en uiteindelijk 50 in Mekele. Er was geen onderhandelen nodig hier, de prijs werd iedere ochtend vastgelegd voor die dag. De uithakker krijgt omgerekend 23 eurocent per blok, tegen de tijd dat de blokken in Mekele verkocht worden kosten ze ruim 2 euro per blok. Maar zelfs de uithakker kan er schijnbaar een redelijk goede boterham aan verdienen en volgens Enku kunnen kinderen van uithakkers (die de rest van het jaar, als het hier te heet is, boeren zijn) hiervan studeren.






Het was een indrukwekkend gezicht, al die hardwerkende mensen; de platen loswrikken, uithakken, op maat hakken, in stapels binden en overal zaten en stonden kamelen en ezels te wachten. We stopte als eerste bij een “cafetaria”: een ondernemer had zichzelf geïnstalleerd aan de rand van de groep uithakkers en had een paar zwartgeblakerde ketels koffie op een vuurtje staan dat hij gemaakt had op een metalen vuilnisdeksel. Hij had kleine kommetjes en plastic bekers en verkocht koffie en nog wat andere dingen. Enku ging op een van de lege jerrycans die als krukje (of misschien als tafeltje want iedereen hurkt hier) diende, wees mij naar een andere terwijl Hans bleef staan, en begon een gesprek met de ondernemer die gelijk piepkleine kopjes koffie voor ons inschonk. Hij deed letterlijk eerst het kopje bijna helemaal vullen met suiker, en daar de gloeiendhete koffie over schenken, waardoor het een soort hete koffiesiroop werd! Brrrrrr; maar voor de mannen die hier werken in die hitte een lekkere oppepper vermoed ik.



De mannen werkte keihard en de stapels blokken groeide waar je bij stond, het was een drukke mierenhoop van uithakkers, kamelen en kamelendrijvers en dat in die zinderende hitte. Er wordt van zonsopkomst tot rond de lunch gewerkt, langer is niet te doen vanwege de hitte. Het was erg indrukwekkend om dit te zien, wat een zwaar werk! Enku vertelde dat een van de organisatoren van het reisbureautje waar we hier mee rondreizen dit een keer meegemaakt had en er behoorlijk geëmotioneerd van geraakt was dat mensen moeten of kiezen om in zulke omstandigheden te werken. Volgens hem doen de lokale Afar niet veel behalve voor hun vee zorgen en ze dus uithuren aan het buurvolk de Tigrai, en zijn de Tigrai keiharde werkers. Maar omdat de meerderheid van de regering Tigrai is, wordt die bevolkingsgroep in Ethiopië ook weer schijnbaar voorgetrokken op de rest qua subsidies en zo.

































































Rond 10:15 waren we hier uitgekeken en liepen we terug naar de auto; de achterbak kwam vol te liggen met grote brokken los zout dat de mannen meegenomen hadden voor hun gezinnen! We reden naar een echt meertje, Karum genoemd, in de zoutvlakte (ook weer zo zout als brem natuurlijk), waar de militairen een beetje afzijdig met Enku en Demis stonden te smoezen. Later vertelde Enku dat ze om een grotere fooi vroegen. Geld van eigenaar laten wisselen, en smeergeld dan met name, is hier een continue bezigheid; Hans en ik snappen soms echt niet waarom wie wie geld geeft! Het zijn nooit wereldschokkende bedragen, maar letterlijk om de operatie allemaal een beetje soepeler te laten verlopen. Hans vroeg of het zout wat uitgehakt werd nooit opraakt, en Enku vertelde dat deze gehele zoutvlakte ieder jaar overspoeld wordt met water van de bergen in de verte, en daardoor een nieuwe laag vormt.



















We zijn rond 11 uur terug naar ons kamp gereden, waar de tafel al gedekt was en we gauw geluncht hebben. Enku nam een foto van ons tweetjes en je ziet erop dat we onderhand wel toe zijn aan bed, douche, airco en muren! Alles werd gauw ingepakt en Hans en ik namen afscheid van Meski en de tweede chauffeur, die de laatste dagen wel wat actiever geworden was, waarschijnlijk vanwege de te verwachte fooi. Ook namen we afscheid van de politieagenten die ons al een week begeleiden (hoewel ze hier in Ahamed Ela vanwege de militairen vrij hadden).



Wij vertrokken om 12 uur richting Wukro – Meski en de tweede chauffeur zouden vertrekken zodra ze klaar waren – maar Enku had nog een bezienswaardigheid in dit gebied, vlak buiten het gehuchtje: een fossiel koraalrif. Erg bijzonder, je kon de koralen zo herkennen! We hebben er een tijdje rondgekeken – Hans was echter uitgeput dus ging al gauw terug naar de auto; ik heb nog even wat rondgekeken en mezelf bedwongen om maar één mooi stuk koraal mee te nemen als souvenir! Bij iedere stap die we buiten de auto deden vanochtend stroomde het zweet gewoon van je lijf, ongelofelijk wat was het heet vandaag…Ook dit bijzondere rif was niet beschermd gebied, net zoals het Dallol gebied; ongelofelijk wat zonde – nu komen er nog niet zo veel mensen maar het lijdt toch schade, en zeker nu met de nieuwe asfaltweg wordt het gemakkelijker om dit gebied te bereiken en zullen er geleidelijk meer toeristen komen.

















































De rit naar Wukro was door de bergen (we stijgen vandaag van -100m naar +2500m, een behoorlijke overgang!) en heel erg mooi. Onderweg kwamen we door het plaatsje Brehaile, waar het zout verhandeld werd, en Enku vertelde dat de asfaltweg tussen Brehaile en Ahamed Ela maar 2 jaar oud was – daarvoor moesten ze die 50 km over lavasteen en door riviervalleien rijden! We hebben echt genoten van de bergen, het was een hele mooie rit.




























En wat een gekke gewaarwording was het om, na een weekje woestijn, zwarte lavasteen en witte zoutvlakte, weer akkers, bossen, riviertjes en groen te zien! We kwamen rond een scherpe bocht en Demis moest even flink aan het stuur draaien, want er lag een groot rotsblok op onze weghelft! We namen gauw daarna op een mooi uitzichtspunt een korte plas- en fotopauze, en ik vond een bijzondere distel-klaproos met mooie witgele bloemen én rijp zaad. Ik heb met gevaar voor eigen leven wat zaadjes geoogst, want de klaproos was bedekt met venijnige vlijmscherpe hakend stekels; het leverde een paar krassen en wat druppels bloed op, maar ik ben gek op klaprozen en ga deze thuis proberen te kweken (in een veilig stukje van de tuin waar ik niet langs hoef te lopen!). Toen we weer reden hebben we nog een keertje getrakteerd met stroopwafels, die Enku en Demis enthousiast aannamen – het viel me eigenlijk nog mee hoe goed ze gebleven waren – er was wel wat stroop uitgelopen maar niet zo erg als ik verwacht had.





Toen we eenmaal op het hoogplateau reden kwamen we in een landbouwgebied terecht, het is duidelijk dat de Tigrai een hardwerkend volk is want overal waren akkers, stonden hooibergen, en waren mensen bezig te oogsten of te dorsen.















Om 15 uur kwamen we aan in Wukro, en Enku was verbaasd over hoe het gegroeid was, overal werd nieuw gebouwd. Toen we in het hotel aankwamen had de receptioniste een kruis litteken op haar voorhoofd; dat is erg moeilijk om niet naar te blijven staren, het is voor ons redelijk onbegrijpelijk dat je zoiets zou doen. Enku bracht ons naar onze kamer en zorgde dat de boiler aanstond, en vertrok toen gauw naar zijn eigen kamer om te rusten en liet ons alleen.



























Hans en ik hadden gewoon een beetje culture-shock: we hadden opeens weer beschikking over wifi, douche, een doortrek-zit-wc, echte bedden, een normale buitentemperatuur van ongeveer 25 graden, schoon beddengoed en, wat we nu pas besefte dat we gemist hadden, privacy! Want daar hebben we de afgelopen 8 dagen een totaal gebrek aan gehad, met open hutjes of zelfs gewoon in de buitenlucht levend.


We hebben de middag besteed aan het vuil en zweet van de afgelopen 8 dagen eraf schrobben, rusten en internetten. Hans heeft mijn wandelschoenen gerepareerd met tiewraps, en de petjes ingezeept om het ergste vuil en zweet eraf te krijgen; we moesten ze vele keren uitspoelen want er kwam gewoon zwart sop af! Hans heeft als eerste gedoucht, terwijl ik wat spullen uitpakte, schone kleren tevoorschijn haalde, de mail binnenhaalde, alle elektronica aan de stroom legde en begon om de vele, vele foto’s te downloaden op de laptop. Hans vertelde dat hij wel twee keer gedoucht heeft om echt het gevoel te krijgen dat hij schoon was, en toen ik ging douchen heb ik ook alles twee keer gewassen; heerlijk om weer schoon te zijn! We hebben gerust en gedut tot 18:45, het was hard nodig.


Om 19 uur gingen we naar beneden naar het restaurant van het hotel; Enku bestelde voor ons maar at niet met ons mee; die had vanavond vrij – ook voor hem is het vermoeiend allemaal natuurlijk! Ik had eerder op de kamer wel honger, maar voelde me tegelijk een beetje misselijk vanwege de kookgeuren die onze kamer binnenkwamen vanuit de binnenplaats. Toen mijn gebraden geit voor me neergezet werd kon ik er geen hap van nemen, voelde ik dat ik bijna moest overgeven, en vluchtte ik naar de kamer want ik werd misselijk van de lucht alleen al. Arme Hans bleef alleen achter, niet dat hij zo’n trek in geit had maar het was het enigste wat er vanavond geboden werd! Ik was nog alleen op de kamer toen ik een half uur nadat ik naar boven gegaan was, rond 20 uur opeens flink moest overgeven. Iets later kwam Hans terug op de kamer; hij had gegeten wat hij lustte en was het gauw zat natuurlijk, alleen in die eetzaal zitten. Toen ik klaar was met overgeven kreeg ik rond 21 uur opeens diarree, en dat hield aan om de drie kwartier tot een uur of twee ’s nachts, toen het eindelijk allemaal stopte. De vermoeidheid ongetwijfeld van de afgelopen dagen, want toen de diarree stopte voelde ik me ook gelijk een stuk beter. Arme Hans deed natuurlijk ook amper een oog dicht omdat ik steeds naar de wc moest rennen, pfffff!
