
Vanochtend stond Rooijan bij het kampvuur toast te maken voor het ontbijt, heel handig op een rooster boven de gloeiende kolen. Door het keukengedeelte van het kamp liepen de sporen van een kleine katachtige, een genetkat misschien of zoiets.



Na het ontbijt zijn we op ons gemak vertrokken uit de duinen, en reden we in konvooi de 33 km over zand en door bosbouw terug naar de asfaltweg. Onderweg kwamen we af en toe groepjes koeien tegen, die echt niet van plan waren om uit de weg te gaan en ons aan bleven staren terwijl we voorzicht vlak langs ze reden! We hadden op de heenweg eergisteren een notenkwekerij gezien, en Jock had beloofd daar nu even een tussenstop te maken om cashewnoten te kopen – macadamia’s waar deze streek bekend voor is, waren nu helaas niet te koop. De zakjes cashews waren gesorteerd op hoe gaaf de noten waren; hoe gaver, hoe duurder. Toen iedereen gekocht had wat hij wilde, gingen we verder naar Kosi Bay, bij de grens met Mozambique.












We zijn onderweg in het kleine plaatsje Manguzi gestopt om te tanken, omdat Jock nog de permits moest regelen voor ons voor Kosi Bay, en omdat de andere twee echtparen snorkelspullen moesten kopen. Er worden maar 20 permits per dag afgegeven om hier te kunnen snorkelen. We hadden de tijd in Manguzi, dus na het tanken hebben Hans en ik de auto bij het tankstation geparkeerd (nadat we het dashboard vol gelegd hadden met het laatste restje vochtige vuile was, om een beetje te kunnen drogen in de zon), en zijn we een beetje gaan rondwandelen. De supermarkt was leuk, zoals zo vaak; dit keer vanwege de grote schappen vol hetzelfde, of de enorme zakken suiker en bloem, of de ingevroren kippenpootjes… Altijd leuk! We hebben in een klein winkeltje dat noten en kruiden en specerijen verkocht nog een piepklein zakje macadamia’s gekocht (wat zijn die krengen ook duur zeg!) maar ze waren het geld meer dan waard, ze smolten op je tong, heerlijk!






















Toen Jock klaar was met de permits, boodschappen en tanken zijn we in konvooi doorgereden naar Kosi Bay, waar we eerst vanuit een hoog uitkijkpunt in de duinen neerkeken naar de traditionele visvallen die overal in het water staan in de riviermonding. Er wordt schijnbaar al zo’n 700 jaar op deze manier gevist, en de rieten vallen worden van vader op zoon doorgegeven (en regelmatig vernieuwd natuurlijk, want het riet rot weg). Best mooi om te zien, het zijn rieten fuiken waar de vissen in zwemmen.












Toen reden we naar beneden door de kronkelende paden in het mulle zand van de duinen, naar een klein strandje tussen de bomen, dit was namelijk de startplaats om te gaan snorkelen. We parkeerde de auto’s bij elkaar in de schaduw, en kleedde ons om in onze zwemkleding – ondertussen de nieuwsgierige aapjes in de gaten houden die ons in de gaten hielden! Ik had nieuwe waterschoentjes gekocht in Manguzi omdat het bleek dat het rubber van mijn oude schoenen verduurd was, en toen ik de oude schoenen in een vuilniston gooide hier, vloog er gelijk een aapje op af om te kijken of er misschien iets eetbaars weggegooid was! We gaven onze autosleutels aan Jock, die ze veilig in zijn auto opborg voor ons zodat wij ons er geen zorgen over hoefde te maken.



Toen konden we naar de snorkelplek lopen. We moesten waterschoentjes dragen omdat we eerst de sterk stromende rivier over moesten steken via zandbanken en kanaaltjes, en aan de andere oever een eindje over mangrovewortels en oesterschelpen lopen om te komen bij een stukje dat zanderig genoeg was om het water in te gaan. Maar ook moesten we waterschoentjes dragen vanwege de schorpioenvissen en “stone-fish”, die allebei giftig zijn waarbij de laatste zelfs dodelijk. En omdat een stone-fish nu eenmaal precies op een steen lijkt en rugstekels vol dodelijk gif heeft, mochten we dus absoluut niet op de rotsen staan! Jock had ons vrolijk van tevoren een paar foto’s laten zien zodat we zouden weten waar we voor op moesten passen; schijnbaar woonde er verschillende soorten van deze twee vissen hier in de baai! Daar ben je blij mee… Ik vond de oversteek in de sterkte stroming al redelijk heftig, en was niet helemaal op mijn gemak bij het idee.















Toen we bij het zanderige stukje waren, deden we onze snorkelspullen aan en lieten we ons zo’n 150 m stroomafwaarts drijven langs rotsachtige ondergrond voor we bij een ander zandstrandje weer aan land klommen. Het viel me allemaal enorm mee, ook de stroming waar ik toch wel een beetje bang voor was geweest, want je kwam vanzelf bij het zandstrandje uit als je je liet drijven. En dat hebben we wel vijf keer herhaald, want er was heel veel te zien!






















Het is een rivier monding maar wel zout water en getijdegevoelig, en vol tropische vissen tussen de rotsen. Stone-fish hebben we (helaas?!!) niet gezien, schorpioenvissen wel, en die waren prachtig met al hun lange dunne waaierachtige vinnen. Maar we zagen ook prachtige palingen die hier luipaard-palingen genoemd worden omdat ze licht met donkere stippen zijn. De stone-fish vielen in de praktijk ook wel mee, want je deed alleen lopen bij het in en uit water gaan, en dat gebeurde dus in zanderige ondergrond om ze te vermijden, en tijdens het drijven mocht je niet je voeten neerzetten op de rotsen, maar dat gebeurde eigenlijk sowieso niet. En het was heel erg mooi!


















Op gegeven moment dreef een klein zwart bolletje langs iedereen terwijl we in het ondiepe zaten te kletsen, en toen ik het voorzichtig tegenhield in de stroming zag ik dat het een baby-koffervis was (in het Engels een boxfish, allebei toepasselijke namen want het visje is eigenlijk kubusvormig!). Piepklein, en zwart met blauwige stippen, een heel mooi juweeltje en volgens Jock giftig. Hans en ik hebben nog een paar keer gedreven nadat de rest al bezig was terug te lopen naar de auto’s.































Nadat iedereen klaar was hebben we ons omgekleed, en geluncht bij de auto’s (ondertussen een oogje op een paar brutale apen houdend die onze lunch bekeken), en een beetje gekletst en gehangen in onze stoelen – is toch een beetje vermoeiend, zo’n ochtendje! We zijn namelijk wel zo’n 2 uur bezig geweest, en dat is het fijne van een kleine groep zei Jock, dan kan iedereen zo vaak gaan als ze willen en heb je wat meer flexibiliteit voor wanneer je ergens weggaat en hoe lang je daar door kunt brengen, want je bent ook sneller weer op gang.




Toen we hier klaar waren zijn we daarna naar Ndumo nature reserve gereden, een heel klein reservaat dat in een hoekje van Zuid-Afrika tussen Swaziland en Mozambique geklemd is, en vooral bekend is voor zijn vele landschappen: wel 16 verschillende biotopen! Qua wild zit er van alles maar zagen we in het korte ritje van de main gate naar het hoofdkamp (voor het eerst deze reis een “echt” kamp waar ook andere mensen zaten) vooral nyala. We hebben onszelf geïnstalleerd, en de indrukwekkend uitgerustte kamper/4WD van een Zuid-Afrikaans stel dat dichtbij ons stond bewonderd; die hadden echt ALLES bij, en waren al jaren op pad, ongelofelijk!


































Rooijan en Sanana hadden vanochtend op hun gemak het kamp in Mabibi opgeruimd, toen in een keer naar Ndumo gereden en daar weer het kamp opgericht, en hadden dus alle tijd gehad om weer eens lekker uitgebreid te koken, inclusief toetje! ’s Avonds kwamen we van alles tegen aan kleine beestjes; een grote pad die door het kamp sprong, een behoorlijk grote spin, een genetkat die aan de randen van ons kamp bij de auto’s aan het rondscharrelen was, en bij het erg ver weg gelegen toiletblok, heel veel gekko’s!







