
We blijven hier nog een nacht dus vanochtend was een rustige opstart want alles kon in de tent blijven. Hans en ik hadden vannacht redelijk geslapen, de zware opvouwbare matrassen bovenop de veldbedjes is echt ideaal en ligt erg comfortabel. Klokslag 6 uur begonnen de vogels in de boom naast en boven onze tent te zingen en actief te worden, en geleidelijk aan werden ook de mensen rondom ons in het kamp actief. Wij zijn nog tot iets voor 7 uur in bed gebleven want we vonden het te gek om zo vroeg op te staan, maar hebben niet echt meer geslapen.









Toen we naar de veldkeuken liepen om wat thee en “rusk” te halen (harde koekjesachtige koek met een beetje suiker erin die je in je thee/koffie moet dopen om ze wat zachter te maken) was de bemanning zijn schoenen aan het poetsen. Alles wordt stiekemweg stoffig en je vergeet soms wat de echte kleur van je schoenen is – totdat je ze gaat poetsen natuurlijk! Er was op de ontbijttafel lekkere rusk vanochtend, een beetje zoet met appel, rozijnen en maanzaad erin – net een koekje. De eenvoudigste soorten (er zijn er VEEL soorten, en sommige mensen maken ze zelfs zelf) hebben nauwelijks smaak, maar deze waren best lekker. Als de Zuid-Afrikanen elkaar ’s ochtends groeten is het steevast met “morre morre” – zo’n leuke klank, wij zeggen het ook altijd. De pot koffie die op het vuur stond, “moerkoffie”, zat vol met “theezakjes” koffie, zoiets hebben we nog nooit gezien – het is net een theezakje maar in plaats van thee zit er koffiepoeder in. Best handig voor op reis lijkt ons, maar thuis in Nederland kunnen we zoiets niet vinden.


Het was vanochtend nog lekker een beetje koel. Het is overdag bloedheet maar koelt ‘s avonds snel af – de Zuid-Afrikanen trekken dan ‘s avonds en ‘s ochtends fleeces en jassen aan en grijpen gauw naar de koffiepot of staan voor het vuur want ze hebben het koud, maar wij vinden het juist wel lekker fris! Een van de mannen in de groep had een lege accu – volgens mij was zijn koelkast niet gescheiden van zijn motor, bij ons is de boel zo opgezet dat de motor de koelkastaccu oplaadt, maar de koelkast nooit de motor leeg kan trekken. Een goede kandidaat voor Rex the Rhino, alleen hij had Rex vandaag al omdat hij al met autoproblemen aan de tocht zelf was begonnen!

Om 8:30 vertrokken we voor een kort ritje naar een nabijgelegen Himba dorpje, van een chief, zijn ongetrouwde zus, zijn 3 vrouwen en hun kinderen. Onze gids had een lokale gids geregeld, die als eerste naar de chief van het dorpje ging om te vertellen dat we ze wilde bezoeken en wat voor eten we bij ons hadden voor ze, en te onderhandelen of dat genoeg was om het dorp te mogen betreden. De Himba hebben namelijk door dat mensen geďnteresseerd zijn in hun leefwijze en, omdat ze verder weinig inkomen hebben, verdienen ze een beetje bij door “entree” te heffen en mensen toe te laten in hun dorpjes, in ruil voor eten ter waarde van een door hun bepaald bedrag. Wat ze zelf niet gebruiken, ruilen ze met hun Himba-buren of op de markten voor goederen die ze nodig hebben. Een mooi systeem wat ons betreft! Uiteindelijk hebben we als groep voor omgerekend zo’n 32 euro aan voedsel voor ze meegebracht (bijvoorbeeld bloem, suiker, rijst en olie).













Toen het eten dat Phil voor ze meegebracht had goedgekeurd was, mochten we een voor een de chief en zijn eerste vrouw een handje geven en daarna vrij door het dorpje van hutjes van takken ingesmeerd met leem te wandelen. Het handen schudden moest net als in andere delen van Zuidelijk Afrika drie keer, alleen hier hoort er ook nog een begroetingsritueel bij. De oudste persoon zegt Morre, dat wordt herhaald door de persoon met wie hij de hand schudt, dan is het volgende woord piriwi, en het laatste woord nawa. Vrij vertaald betekent dat schijnbaar hallo, hoe gaat het, goed. Tijdens het handen schudden hoorde je dus een geroezemoes van morre morre piriwi piriwi nawa nawa, waarbij de Himba de woorden een beetje zangerig uitspraken.











Toen we uitgegroet waren konden we vrij rondlopen. De kleine kinderen waren heel nieuwsgierig en vrij en kwamen net zo geďnteresseerd naar ons kijken als wij naar hun, de vrouwen keken trots dwars door ons heen maar zochten soms toch ook opeens contact, en de chief zat met zijn bolle blote buik trots grinnikend in de schaduw van zijn boompje toe te kijken. Hij had een mobiele telefoon volgens de lokale gids, en we zagen een vrouw met een digitaal horloge, en dat was verder alle zichtbare tekens van de 21e eeuw. Het was echt heel bijzonder om zo rond te mogen lopen en alles uitgelegd en aangewezen te krijgen.
























Het dorp had in het midden een kraal waarin het vee gehouden werd, met aan de ene kant de hut van de chief en daarvoor het heilige vuur dat het centrum was van alle rituelen en sociale gelegenheden – we mochten niet tussen het vuur en de hut lopen. Aan de andere kant van de kraal was de hut van de hoofdvrouw, en de andere hutten en wat voorraadhutten waren verder eromheen verzameld. Aan de rand van de kleine gemeenschap van ronde lemen hutjes was een beschilderd stenen rechthoekig huisje; dit bleek van een Herero vrouw te zijn die opgenomen was in de Himba gemeenschap.
























De Himba wassen zich niet (in ieder geval de vrouwen niet) en smeren zichzelf in plaats daarvan iedere dag in met rode oker die uit Angola komt, en schrapen dat er aan het einde van de dag weer af, en zichzelf en hun kleding frissen ze op met een geparfumeerd rookbad van een vuurtje van speciale planten en kruiden. Ook doen de vrouwen hun lange haar (of zoals tegenwoordig, zelfs weleens haar-extensies!) vlechten en de vlechten bedekken met rode oker klei maar de uiteindes los laten pluizen, een heel apart maar toch ook wel statig gezicht. Zeker met de vele kettingen, armbanden en enkelbanden die ze dragen, en de leren schortjes voor en achter, bedekt met kralen en leren stiksels, die ver hun enige kleding vormt los van misschien een omslagdoek of zo, als ze het koud hebben. De kinderen en mannen dragen twee doeken in een band om hun middel gestopt, soms ook een T-shirt.











































In twee groepjes bezochten we de hut van de hoofdvrouw om te zien hoe ze haar “parfum” maakte; een vuurtje van allerlei kruiden en geurige planten, waarvan ze de rook over haar hele lichaam deed gaan. Ze toonde ook wat van haar hoofdtooien en hoe ze de oker vermaalde om er een pasta van te maken. Toen iedereen uitgekeken was in het dorpje werden er aan de rand wat doeken en matten uitgerold en stalde de Himba-vrouwen allerlei zelfgemaakte en ingekochte souvenirs uit voor ons om te bekijken en te kopen. Het eten dat we zouden geven aan het dorp was nog niet gegeven, dat werd nu achteraf gedaan, en we zagen hoe een paar vrouwen de zakken oppakte en meenamen naar hun hutten.






















































































Rond 10:30 waren we terug in het kamp, waar we konden relaxen tot het tijd was voor de brunch. Harry had ons verteld hoe het werkte met de “entree” betalen voor de Himba-dorpje, en hij vertelde ook dat dit tenminste op de termen van de Himba dorpjes zelf ging. Er waren ook Himba-dorpjes op het terrein van dure lodges, en die kregen maar een percentage van datgene dat de logde zijn klanten liet betalen om ze te bezoeken. Dit was veel beter, want hier konden ze zelf betalen hoe duur de toegang tot hun dorp was.





Hans heeft nog een tijdje gekletst met een paar Nederlanders die voor het eerst in Namibië aan het rondreizen waren en nu op de campsite verbleven, terwijl ik ondertussen de “powerplant” opzette; er was een gemeenschappelijk stopcontact in de buurt van onze tent, en onze buren hadden ook stroom nodig, dus ik mocht een stekker in hun verlengsnoer steken, en kon daarmee ons reisverlengsnoertje aansluiten. Ik legde alles op een van de vuilniszakken die we bijhadden, tegen het stof, een beetje in de schaduw van de felle zon, en sloot de laptop, fototoestellen, telefoons en garmin erop aan. Het is een wonder dat de zekering op de campsite er niet uitklapte! Onze buren keken in verwondering naar de electrawinkel naast hun auto! Brutale vogeltjes speelde op de antennes en kabels van hun auto als ze dachten dat niemand keek, en in de palmbomen boven ons kwetterde kleine papegaaitjes en koerde duiven.


Rond 11:45 kregen we een brunch – bijna lunch, zo laat! Maar het waren lekkere eitjes met spek en kaas en bonen en toast. Na de brunch is Hans als eerste gaan douchen terwijl ik bij de powerplant nog wat foto’s overzette van de camera naar de laptop. Daarna ben ik ook even gaan douchen om op te frissen. Achteraf gezien hadden we daar misschien beter nog een paar uurtjes mee kunnen wachten!








Om 13:45 gingen Hans en ik en drie andere volwassenen en de twee kinderen namelijk in onze auto’s naar een dichtbijgelegen kamp, om te gaan raften. Daar kregen we helmen en zwemvesten, moesten we “indemnity” formulieren tekenen (dat de organisatie niet verantwoordelijk is als ons iets overkomt) en werden we in drie gamedrive auto’s gepropt (het was druk! Ons clubje, Fransen, Italianen, Nederlanders, misschien wel 30 man!) om gebracht te worden naar de rivier. Hans en ik hadden ons, misschien naďef, niet echt gerealiseerd dat we waarschijnlijk kleddernat zouden worden. Dus we hebben onze wandelschoenen maar in de auto gelaten – dat de rest nat wordt geeft niet zo, maar natte wandelschoenen is niet lekker! Voor de rest hadden we ons waterdichte fototoestel bij, die kan wel wat hebben! We hebben onze petjes ook meegenomen tegen de zon, om onder onze helmen aan te doen.





























We kregen aan de rivieroever bij de plek waar we gisteren geluncht hadden een hele korte uitleg over hoe je moest raften (dit is je rubberboot, dat is het water, daar zijn je roeispanen, er zitten nijlkrokodillen in het water en ga niet te dicht bij de waterval), en kon iedereen te water gaan, in een heleboel 2-persoons rubberbootjes en twee wat grotere rubberbootjes voor 8 man ieder. Ondanks de zeer korte uitleg gaf de begeleider nog wel even een korte oefensessie stroomopwaarts bij wat kleine rapids, voor we stroomafwaarts gingen varen.






















We hebben in zo’n 2 uur tijd ongeveer 5 km de rivier afgezakt terug naar het beginpunt en vooral heel veel gestunteld om het bootje te besturen. Wat is dat moeilijk! En zwaar! Pfffff. Maar het was best leuk en we hadden het nog nooit gedaan dus kunnen nu qua zwaarte wel zeggen dat die meerdaagse kajak-reis die we weleens bekeken hebben in Noord-Amerika toch echt wel te zwaar is voor ons! Halverwege de tocht werd er even een broodnodige pauze met een blikje fris gehouden op een eilandje aan de Angolese kant, waarbij we dus even illegale immigranten waren, en toen was het weer door naar het einde.










































We hebben onderweg 4 stroomversnellingen gehad waarbij het ons lukte om in het bootje te blijven, hoewel een Nederlandse vader met zijn omsloegen bij een van de rapids. We hebben 2 nijlkrokodillen gezien – de begeleider veel meer, maar we hadden ernstig de indruk dat hij het allemaal veel spannender wilde maken dan het was. Ook deed de begeleider regelmatig andere kayaks rammen en iedereen binnen het bereik van zijn peddels nat spetteren – zonder hem hadden we deze kayak tocht best droog kunnen voltooien, maar zo werden we natuurlijk kleddernat. Bij de laatste rapid vlakbij het strandje waar we zouden eindigen schoot onze kayak van de rapid af met een flinke tik, en schoot het daarbij behoorlijk hard in Hans zijn rug, hij kermde het uit en heeft nog dagenlang last van zijn rug gehad!


















Om 17 uur waren we klaar, en klommen we de rivieroever bij het kayak-kamp op om onze zwemvesten en helmen in te leveren en onze voeten een beetje schoon te spoelen zodat we ze los in onze schoenen konden steken. We zijn daarna doorweekt in de auto gestapt en naar een mooi uitzichtspunt gereden over Epupa Falls, om bij de ondergaande zon met de hele groep een blikje te drinken, de “sundowner”. We konden vanuit het uitzichtspunt zien waar we uit het water waren gekomen bij de kayaktocht, en waren best verbaasd over hoe dichtbij dat relatief gezien was bij de waterval zelf – nog wel enkele tientallen meters er vandaan, maar toch. Terwijl we er stonden heb ik een vrouw uit onze groep laten zien wat je allemaal met de panorama-functie op de smartphone kunt doen, en zij liet ons een reis-glossy zien waarin ze de baobab bij de waterval gevonden had – een prachtige foto waarbij de waterstand hoog was en de baobab omringd was door water.


































Rond 18 uur reden Hans en ik terug naar het kamp – de rest kwam ook langzaam op gang – om wat thee te pakken, onze nog vochtige kleding een beetje bij het kampvuur drogen en rond te hangen tot etenstijd. Een van de meisjes was ’s avonds lekker aan het dansen voor zichzelf, sowieso zijn allebei altijd heel lief en kunnen ze zichzelf heel goed bezighouden. Nu waren ze allebei erg druk aan het spelen.



Het ging in de loop van de avond keihard waaien waardoor een paar van de grote, bijna 4 meter lange en behoorlijk zware palmbladeren naar beneden vielen, op onze tenten, maar gelukkig kunnen die een stootje hebben en veerde gewoon weer op nadat het palmblad ervan af gehaald werd! De wind was erg warm en ging gelukkig tijdens het eten, een impala stoofpotje, liggen. Als toetje stonden er eigenlijk weer chocolaatjes op het menu, maar hebben Hans en ik stroopwafels getrakteerd. Die werden duidelijk en hoorbaar erg gewaardeerd door iedereen, en al begonnen we behoorlijk stijf te worden (Hans helemaal, zijn rug had in de laatste rapid een flinke tik gekregen), we hebben het volgehouden tot 21:15 voor we doodop naar bed gingen. Hoezo rustdag! Pfffff! Toen we naar het wc-gebouwtje liepen zagen we door de palmtoppen heen de Melkweg, en om 21:30 lagen we met onze stijve, pijnlijke lijven in bed.





