Januari 2018: Wereldreis per cruiseschip

HOME
ROUTE
LANDEN
MV COLUMBUS
2021 SLOOP
AAN BOORD
WERELD

Vanochtend toen we om 7:30 wakker werden waren we net bezig aan te leggen aan de kade in Funchal. De kade steekt uit in zee en vormt een beschermende haven-wand voor het stadje, waardoor het schip niet direct aan de stad ligt. Maar voor ons was dat prima, want wij hadden vanuit ons raam een mooi uitzicht over de stad tegen de steile hellingen! We hadden een jeep-rondrit als scheepsexcursie geboekt via het schip, die oorspronkelijk vanochtend zou vertrekken, maar een dag of wat geleden kregen we een brief in de hut dat deze scheepsexcursie naar vanmiddag verplaatst was, 13:30. Dus we hadden een ochtend vrij. We zijn dus om 8:15 naar beneden gegaan om te ontbijten, zodat we daarna even het stadje konden verkennen.

We hadden volgens ons routeboek twee dingen waar we wel naar toe wilde; de vismarkt, en een Engelse begraafplaats met 3 Tweede Wereldoorloggraven en 3 Eerste Wereldoorloggraven. De vismarkt lag hemelsbreed maar 500 meter van het schip vandaan (we konden het gebouw letterlijk zien vanuit ons balkon), maar vanwege de lange gebogen havenwand was het via de weg wel 2,5 kilometer om er te komen! Gelukkig was er een gratis shuttlebus aangeboden vanuit de stad, die je naar de winkelstraat bracht die maar 900 meter van de vismarkt vandaan lag. Prima oplossing, doen we dat! Toen we buiten het terminalgebouw bij de shuttlebus stonden, zou hij binnen 10-15 minuten vertrekken volgens de chauffeur – tja, dat is maar net iets korter dan lopen maar laten we maar instappen – en we zaten nog maar amper of hij ging al rijden.

We stapte een paar minuten later uit op de Avenida Arriaga, de hoofdstraat van Funchal waar ook de Ritz en een aantal kerken en oude gebouwen aan lag. Van daaruit zijn we min of meer in de richting gaan lopen van de vismarkt door de kleine kronkelstraatjes – je kon niet echt mislopen maar er ging geen een straatje rechtstreeks naartoe.

Niet veel later kwamen we bij een mooie oud markthal-gebouw, een beetje art deco-stijl, waar er, zelfs zo laat op de ochtend, nog voldoende bedrijvigheid was om het leuk te maken om er even rond te lopen. De markthal was alleen best klein dus we waren gauw klaar. Bij de ingang stonden bloemenverkoopsters in traditionele kleding hun bloemen te verkopen, in de hal daarachter was vooral groente en fruit te koop – best veel tropisch fruit ook zo te zien – en in een zijhal was de vishal die in zichzelf even groot was als de rest van de markthal.

We hebbben een tijdje in de vishal rondgelopen waar er veel lange zwarte vissen uitgestald lagen – vertaald uit het Engels heten ze zwarte zwaardschedevissen, ze zijn erg lang en plat en smal met een grote barracuda-achtige kaak en grote griezelogen, het zijn dan ook diepzeevissen die vooral hier gevangen worden. Ook zagen we kabeljauw, tonijn en mooie rode baarzen liggen; altijd leuk om rond te lopen door zoiets. Een van de stenen tafels had gerookte vis, een ander een lange geel-zwarte zeeslangachtige vis half verstopt onder het ijs.

Toen we uitgekeken waren heb ik ons richting de begraafplaats gestuurd, zo’n 2 km lopen van de markthal vandaan. Dit was redelijk gemakkelijk lopen, we zaten namelijk al gauw op de Rua Carriega die we uit moesten lopen tot er aan de linkerkant een parkje zou liggen. Het was erg zacht weer, zo’n 16 graden, en op een pleintje met mooie zwart-witte bestrating hebben we even de jassen uitgedaan en in de tas gestopt, want als je aan het lopen was was dat net te warm.

Op gegeven moment kwamen we bij een bordje “English Church” naar rechts, en 50 meter verderop bij een oude muur met poort links; de Engelse begraafplaats. Het leek wel een botanische tuin, zo veel planten en bloemen stonden er, overal waren er perkjes en planten en bomen en ertussen paadjes van op de kanten gelegde platte kiezels. Wat een werk! Er leken niet direct graven te zijn, maar er stond een kleine kapel met een bordje “lest we forget” op de zijkant dus daar zijn we eerst even gaan kijken. Er was niet veel te zien behalve een kistdrager voor het altaar, dus we stonden al gauw weer buiten.

De begraafplaats bleek uit verschillende kleine omheinde stukken te bestaan; misschien allerlei stukjes land die opgekocht waren en erbij getrokken in de loop der eeuwen? De eerste waar we inliepen leek veel hele oude graven te hebben, zelfs eentje uit 1718. En het viel ons op dat de graven uit de 18e eeuw tot in het begin van de 19e eeuw vaak als een platte sarcofaag op de grond gemaakt werden; soms massief, van basalt of ander vulkanisch gesteente, maar meestal van oude dakpannen en bakstenen waarover cement gesmeerd was. Soms was in de steen/het cement rechtstreeks de naam van de overledene geschreven, meestal was er een bordje op bevestigd. Best apart om zo te zien en ertussen te lopen! Verder waren er heel veel gewone grafstenen, al dan niet mooi versierd, en plaquettes op de muren.

Toen liepen we naar het volgende veldje, ook weer achter hoge muren met een poort – een deel van de muur was ingestort dus je kon ook om de muur heen lopen. Dit leek wel de oorspronkelijke begraafplaats te zijn, alleen al vanwege een indrukwekkende grote treurwilg middenin het veld. Ook dit veld lag vol allerlei mooie graven, ook weer veel andere buitenlanders, niet alleen Engelsen maar we zagen ook weer Nederlanders, zelfs een Rus en een paar Zuid-Afrikanen. We hebben er een tijd rondgelopen, overal naar kijkend, maar we waren nog altijd geen Commonwealth graven tegengekomen.

Dus we liepen uit het tweede gedeelte terug naar de kapel, en zagen daar een pad langs de buitenmuur van het tweede gedeelte dat helemaal groen uitgeslagen was van het mos, met tegen de muur zelf allerlei planten; de verzorger van deze begraafplaats heeft niet alleen groene vingers, maar er duidelijk ook ontzettend veel plezier in om alles op te kweken en te verzorgen. Prachtig!

Het enigszins glibberige groene pad leidde naar nóg twee velden vol graven, waar we ook weer uitgebreid rondgelopen hebben. De velden waren omringd door gebouwen van de stad, alles is dicht op elkaar gebouwd en door de hellingen waartegen de stad is gebouwd heb je, onafhankelijk van waar je ergens staat in de stad, ook nog gebouwen boven en onder je. Op een uitstekende helling boven ons stond zelfs een fort. We hebben weer uitgebreid door deze twee velden gelopen, kijkend naar alle grafstenen, maar vonden nog altijd geen Commonwealth graven.

Nadat we hier uitgekeken waren zijn we nog eens dunnetjes overal langsgeweest om te kijken of we ze misschien toch in de eerste twee velden gemist hadden, maar we konden echt niets vinden! Typisch... We probeerde toen de tuinman te zoeken, die niet ver weg kon zijn want zijn hond lag waaks te doen aan de ketting in een hutje naast het groene pad, dat naar een woonhuis leek te leiden – maar was net op dat moment natuurlijk nergens te vinden in zijn botanisch paradijsje (alleen lastig al die stenen graven overal...). Jammer!

We zijn dus uiteindelijk maar terug naar de Avenida Arriaga gaan lopen, die hier zo’n anderhalve kilometer vandaan lag, en stapte daar impulsief bij een ijscostalletje binnen voor een ijsje die hier schijnbaar erg lekker moesten zijn. Hans had erg zin in citroenijs en ik lust altijd wel een ijsje, maar ze hadden geen citroensmaak, helaas, dus we besloten na even dubben het maar niet te doen – maar goed ook, want we waren het cafe van de Ritz binnengestapt en ijs kostte hier per bol 2,50 euro! Het zag er wel heel lekker ambachtelijk uit, maar geen smaak voor Hans dus dan neem ik er ook geen.

Onderweg naar de shuttlebus besloten we nog even een supermarkt te zoeken voor wat chips en water, en na even zoeken en de voetstap-stickers op de grond te volgen kwamen we bij een kleine Spar supermarkt in de kelder van een winkelcentrumachtig gebouw. Deze supermarkt had zeker ontdekt dat toeristen hem moeilijk konden vinden, vandaar de voetstap-stickers. Daar kochten we voor 1,15 een vijfliter-fles water, en voor iets van 1,25 per stuk 3 zakken chips. Woekerprijzen, maar ja deze supermarkt ligt precies bij het eindstation van alle shuttlebussen van de cruiseschepen, dus niet onlogisch! Wij waren er in ieder geval blij mee. Bij het schip konden we als we wilde tot nu toe ook in Lissabon en hier water kopen, zomaar voor een uur of twee nadat de loopplank uitgelegd is en we van boord kunnen, voor een redelijk schappelijk tarief als je in den vreemde bent; iets van 4,50 euro voor 6 1,5 liter flessen, dat is op zich geen slechte prijs als je er nergens anders aan kunt komen. In principe hebben Hans en ik er niet echt noodzaak voor, want ik drink thee of kraanwater in de hut en Hans maakt zijn limonadepoeder aan. Maar voor zijn medicijnen vindt hij gewoon “lekker” water wel fijn (het kraanwater is licht chloorachtig en “dood” want gewonnen uit zeewater dus puur water zonder veel mineralen erin).

Hans en ik stapte in de lege shuttlebus om te wachten tot ie zou gaan rijden – zelfs de chauffeur was er niet. Maar die stapte na een paar minuten in en ging maar gewoon rijden, zelfs al waren we de enige passagiers! Ideaal... Iets voor 11:30 waren we terug bij het schip en in onze hut, waar we goed zicht hadden op de reddingsboten die in het water lagen. De bemanning had namelijk vanochtend een aantal oefeningen gedaan in deze rustige haven, waaronder “verlaat het schip” om de reddingsboten te testen. Op de deurkruk van onze hut hing een label “clear” om aan te geven dat er niemand meer in zat, de oefening was dus best uitgebreid geweest zo te zien.

We zijn gelijk om 12 uur naar het restaurant gegaan, alvast bepakt en bezakt voor de excursie van vanmiddag zodat we na het eten gelijk naar beneden konden. Maar het restaurant was verdacht stil... Opeens bedachten we ons dat het waarschijnlijk gesloten was vanwege een havendag (het is dan waarschijnlijk te gek om twee restaurants open te houden en alle obers op standby te hebben), dus we moesten naar het buffet als we wilde eten. We zijn dus naar dek 12 gegaan naar het buffet, waar er veel keuze was qua fruit, salade, kaas, toetjes, en hoofdgerechten, en we even gauw wat gegeten hebben. Tja, daarom gaan we dus liever niet naar een buffet; je zit niet echt lekker te tafelen, en je schept veels te veel lekkers op. Maar goed, op zich hebben we dit nu ook gezien en het is niet slecht om er te moeten eten.

Aangezien we gauw uitgegeten waren zijn we toch maar terug naar onze hut gegaan tot het 13:15 was en tijd om naar beneden te gaan voor de scheepsexcursie. De jeeps stonden al klaar buiten de terminal, Landrovers zonder dak, en het leek erop dat er maar een stuk of 25-30 man meegingen; de jeeps waren niet vol. Onze chauffeur legde uit hoe we zouden rijden – eerst naar het binnenland naar een paar uitzichtspunten, dan via de kust terug. Hij was een complete spraakwaterval en iedere andere zin was een grapje – zoals dat het zijn eerste keer ooit in een auto was, of dat er geen gevaarlijke dieren op het eiland waren los van Madeirase tijgers (huiskatten), maar don’t worry, don’t worry! We zaten in de jeep met een Duits echtpaar – de vrouw vond zijn grapjes prachtig – en een Engelsman die een beetje zurig was en niet veel zei behalve om de chauffeur te corrigeren of iets te vragen.

Toen iedereen er was reden we weg, zo’n 6 km zouden we op asfalt rijden en dan zouden we de Madeirase “autobahn” induiken. Zelfs al door de stad rijdend zagen we overal bananenbomen staan, op ieder vrij stukje grond – apart! Onze vrolijke chauffeur, David “Copperfield” omdat hij naar eigen zeggen “magic” deed, legde uit dat bananen een van hun belangrijkste producten waren, samen met suikerriet en wijn, en dat de bananen maar tot zo’n 300 meter boven zeeniveau konden groeien en daarboven pas de wijnranken, dus dat kwam precies goed uit. Een hoop bananenbomen hadden al een onrijpe tros bananen hangen, vaak met een blauwe plastic zak erover; dat was tegen de insecten maar ook om de rijping sneller te laten gaan door een soort broeikas te creëeren. Volgens hem hadden bananen geen seizoen en konden ze het hele jaar door vruchten geven, maar iedere plant deed dat maar één keer – dus als een bananenboom geoogst was, werd hij afgehakt zodat hij weer zou gaan groeien als ik het goed begrijp. Bananen zijn ook geen bomen maar eerder een soort uit de kluiten geschoten kruid, ze hebben geen echte stam maar de stam bestaat uit strak opgerolde bladeren zoals de lagen van een prei. Wij hadden in Nigeria een paar banenenboompjes die geen fruit gaven tot het laatste jaar dat we er woonde, maar als je ze afhakte, kwam uit het middelste, net als uit een afgehakte prei, weer een nieuwe plant groeien.

Echt IEDER vrij stukje grond was gevuld met bananenbomen of andere gewassen; alles wat ze zelf kunnen kweken hoeven ze tenslotte niet te importeren; ze zitten hier toch op een eiland dat een eindje van Portugal vandaan ligt dus importeren is duur! En alles wat je als individu zelf kunt kweken hoef je niet te kopen, dat scheelt ook weer. De grotere boeren kunnen wat efficienter bananen kweken, en exporteren die – echter schijnbaar zijn de Maderase bananen wat kleiner en zoeter en heeft men in Europa liever de langere, minder zoete bananen uit Zuid-Amerika. Typisch! De kleinere boeren kweken vooral voor zichzelf en om met andere boeren te ruilen tegen andere gewassen of om het overschot op de markt te verkopen.

Iedereen had dus wel een paar fruitbomen in de tuin of een rijtje aardappelen of bonen staan. De kleinere boeren deden onder hun wijnranken vaak nog andere gewassen zoals bonen kweken, of leidde de wijnranken over hun huis zodat ze de rest van de grond voor andere dingen konden gebruiken en de bladeren in de zomer schaduw aan het huis boden. David vertelde dat ze het ideale klimaat hadden op Madeira, altijd lente – en dat zag je wel aan de enorme diversiteit aan bomen, planten en bloemen; het bloemenseizoen moest volgens mij nog beginnen maar er bloeide al van alles, erg mooi!


Eenmaal in het platteland waarschuwde David dat we ons goed moesten vasthouden, we gingen nu de Madeirase autobahn op en die was twee richtingsverkeer, dus als we een tegenligger tegenkwamen, volgens goed Madeiraas gebruik heel hard gillen van angst, en als we stilvielen op de hellingen volgens Madeirase traditie graag uitstappen en gaan duwen, hij hield zich tenslotte ook aan onze tradities als hij in ons land was, maar don’t worry, don’t worry... Enzovoorts! Maar inderdaad, we schoten een indruwekkend smal en indrukwekkend steil betonweggetje op, oef... en daar bleven we op rijden door de kleine dorpjes; allerlei smalle kronkelende en ongelofelijk steille weggetjes met blinde hoeken waar hij dan even toeterde bij benadering, en afslagen waar hij de auto letterlijk een aanloop liet maken. Hij zei dat je niet per se een vierwielaandrijving nodig had, maar dat het wel handig was als je een tegenligger kreeg en een eindje terug moest of vanuit stilstand weer op gang komen. Dat kan ik me goed voorstellen! Maar na Hans zijn avontuur op Van Zijl’s Passvond Hans deze weggetjes best meevallen...

Niet alleen de gewassen waren op onmogelijk steile veldjes geplakt, ook de huizen staken uit steile hellingen – platte grond is hier schaars, dus je zag wel dat een huis een plat dak had en op het dak dan parkeerplaats voor de auto was en opslagplek. Het eiland Madeira is op zich best mooi, met mooie hellingen en rotsen, maar het is behoorlijk volgebouwd dus je ziet bijna overal huizen staan of wegen lopen. We denken dat het binnenland erg mooi moet zijn, dat bevestigde David ook, alleen zo afgelegen dat je soms een hele dag moest lopen om ergens te kunnen komen; voor ervaren wandelaars dus een hele mooie vakantiebestemming. Omdat het zuiden van het eiland, waar we nu waren, wat droger was dan het noorden, maar geschikter voor gewassen kweken, waren er overal irrigatiekanaaltjes aangelegd die water over de heuvels vanuit het noorden naar het zuiden brachten – sommige waren al eeuwen oud en nog altijd in gebruik. De boeren moesten soms onmogelijk steile trappen, ladders of paden af om hun veldjes te bereiken, en weer terug met hun gewassen – bijna alles moet met de hand gebeuren dus, want je kunt naar de meeste veldjes nauwelijks gereedschap brengen – en als je nagaat dat een volle tros bananen wel 100 kilo kan wegen, dan is dat erg indrukwekkend. Ook een aantal van de huizen waren alleen te bereiken door een smal pad langs en tussen de velden te belopen, die mensen moeten hun auto’s aan de weg geparkeerd laten staan en dan het laatste stuk lopen. De Madeiranen waren in de smalle straatjes ook bijzonder goed geworden in het superdicht tegen muren aanparkeren van hun auto’s...

Na een tijdje door de kleine dorpjes gereden te hebben, sloegen we af richting de heuvels en het bos. We hebben een korte stop gehouden bij een mooi doorkijkje naar het schip toe, en boven op een helling die uitkeek op een vallei waar vroeger een nonnen-orde was neergestreken nadat ze een piratenaanval aan de kust hadden kunnen vermijden. Daar zag je pas goed hoe mooi de heuvels wel niet waren, omdat er relatief weinig bebouwing was los van het dorpje dat rondom het verhuisde nonnenklooster ontstaan was. David liet ons onderweg een jong eucalyptusblad ruiken; waar je de oudere bladeren moet kneuzen voor een verfijnd eucalyptus-aroma, zitten de jonge bladeren zo vol eucalyptusolie dat ze er plakkerig van zijn en er erg sterk naar ruiken, bijna overweldigend.

Toen zijn we over wat bospaden gereden (David en de Duitse gaven kleine gilletjes over hoe eng en steil het wel niet was, zo offroad rijden, Hans moest alleen maar grinnikken, volgens mij had hij graag het stuur overgenomen!) naar een klein cafeetje waar je de lokale drank van het zuiden kon proeven, poncha; een mengsel van sinasappelsap, citroensap, honing en suikerrietrum. Hans en ik hadden al aangegeven dat we geen alcohol dronken, en ik hoorde David zoiets in het Portugees zeggen tegen de uitbaatster van het cafeetje terwijl ze roerde in de grote kan met drank en kleine glaasjes inschonk. Toen we het nog even navroegen bevestigde David dat het geregeld zou worden, en inderdaad, nadat hij een praatje over poncha gegeven had en zij de glaasjes ingeschonken, kwam ze naar onze kant van de balie waar een grote berg sinasappels en citroenen lag, perste per persoon een sinasappel en een citroen uit in een limonadeglaasje, deed er een volle eetlepel verse honing uit een grote pot (waarschijnlijk honing zo van het land, lekker!) in en gaf de glaasjes aan ons. Oef, de citroen kwam binnen (ze waren bijna even groot als de sinasappels), maar de enorme kwak honing trok dat weer in balans; een heerlijke dorstlesser, erg lekker!

Andere mensen zagen dat en bestelde ook een alcoholvrije poncha, die was nu op eigen kosten want je kreeg een drankje per persoon inclusief in de toerprijs, en sommige mensen vonden de gewone poncha zo lekker dat ze er nog eentje bestelde.

Nadat iedereen klaar was zijn we weer ingestapt en richting het volgende punt op het programma gereden, een glazen platform boven een indrukwekkende hoge zeeklif, van wel 580 meter hoog. Ik had geen moeite met het metalen rooster waar je op moest lopen om er te komen, maar de glasplaat kostte mijn hersenen erg veel moeite om mee om te gaan; je ziet anderen mensen zoals Hans erop lopen, maar mijn natuurlijke neiging was om op de zichtbare metalen constructie eronder te lopen en ik vond het doodeng om mijn voeten in het midden van de glasplaten te zetten. Ik heb mezelf er met veel moeite toe gedwongen om zo “gewoon” mogelijk naar de balustrade te lopen om naar het uitzicht te kijken, en af en toe bewust naar beneden te kijken door het glas, om niet toe te geven aan irrationele angsten, en Hans moest wel een beetje lachen dat ik zo verbeten over het glas schuifelde! Pfffff. Een aantal mensen vonden het ook erg eng, en het uitzicht was inderdaad erg mooi maar het was stiekem ook wel een beetje een opluchting toen ik rond was en weer op vaste grond stond!

We hebben nog even rondgekeken bij de soevenirstalletjes voor het tijd was om terug in te stappen – een van de chauffeurs zei al dat hij het niet kon, op het glas lopen, en een andere chauffeur was flauwe grapjes aan het maken over in de zomer een stoel onder het platform te zetten zodat je onder de rokjes van de dames kon kijken. Je vindt hier in de soevenirwinkels heel veel producten van kurk gemaakt, verder veel borduurwerk, wollen producten en snoepjes van lokale producten zoals eucalyptus, banaan of suikerriet gemaakt. Van de eucalyptusbomen hebben ze op het eiland volgens David best last, dat is geen inheemse soort en verdrukt de lokale soorten omdat hij zo snel groeit. Maar ze hebben er een oplossing voor; in Portugal maken ze papier van de eucalyptus, het eiland Madeira is daar te klein voor maar zij doen de bomen hier kappen en dan naar Portugal sturen om tot papier te verwerken. Zo houden ze de bomen een beetje onder controle.

Na een kort ritje naar beneden naar de kust toe kwamen we bij Câmara de Lobos, het vissersdorpje dat schijnbaar oorspronkelijk poncha uitgevonden had, en hadden we daar in de haven wat vrije tijd om rond de vissersbootjes te wandelen die op het kiezelstrand lagen, waarop eentje stokvis gedroogd werd, of te kijken naar de lokale mannen die geconcentreerd aan het kaarten waren. Wij hebben al wandelend nog uitgebreid gewhatsappt met Hans zijn kinderen, zus en de zwemclub via de groepsapps, nu kon het nog even via mobiel netwerk omdat dit Portugees grondgebied is.

Uiteindelijk reden we weer terug naar de cruiseterminal waar we om 17:15 aankwamen en onze dagelijkse hapjes en fruit al netjes klaarstonden in onze hut. Wat een heerlijke luxe! De druiven en pruim waren heel groot; de druiven zo groot als pruimen, en de pruim zo groot als een nectarine; wel waren ze erg lekker allebei. Het avondeten had als thema Grieks, we namen Griekse tapas als voorgerecht en Griekse salade en baklava toe; erg lekker allemaal, vooral de baklava, die was echt heerlijk, zo lekker hebben we hem niet vaak gehad buiten de streken waar hij vandaan komt! Mijn hoofdgerecht was meer uit nieuwsgierigheid genomen, de vissoort was “John Dory”, en John had volgens internet niet bepaald zijn uiterlijk in zijn voordeel; een diepzeevis, en wat een gedrocht om te zien! Ik was wel benieuwd hoe dat smaakte, en het ging wel maar het visvlees was raar stevig – alsof hij veels te lang opgestaan had, terwijl dat niet het geval was, hij was precies goed gebakken. John neem ik niet meer! Tijdens het eten werd er reclame gemaakt voor een “Surf & turf” (vis, meestal kreeft of garnalen, en vlees, meestal steak) maaltijd die je tegen meerprijs van 19 pond per persoon kon bestellen.

Toen we vanavond van het eten terugkwamen in de hut, lag er een briefje op ons bed – de plek om alle aankondigingen achter te laten – het was een lijst van Engelse woorden die weleens op de menu’s verschijnen met Nederlandse vertaling ernaast, omdat de leiding begrepen had dat die termen niet altijd voor iedereen even duidelijk waren. Wat een service, dat ze dat dan naar Nederlands (en waarschijnlijk ook naar Duits) vertalen! Ook moet de klok een uur terug vanavond, we moeten het verschil met Barbados gaan overbruggen de komende dagen.

free counters