2019-2020: Eilanden, Kapen en Fjorden Wereldcruise

HOME
ROUTE
LANDEN
MV ASTOR
AAN BOORD
2021 SLOOP
WERELD

Vanochtend toen we iets na 7 uur wakker werden lagen we al voor anker; Hans had gehoord en gevoeld dat we al rond 6 uur met veel gebrom en gegrom aankwamen en voor anker gingen. Het eiland rees als een steile donkergroene rots gehuld in nevel uit de zee, mooi! Er werd om 7:30 omgeroepen dat het schip vrijgegeven was en om 8 uur dat mensen met tenderticket nummer 1 naar het tenderbootplatform kon gaan. Wij gingen ondertussen op ons gemak ontbijten, hebben onze spullen gepakt en zijn pas rond 8:30 naar receptie gelopen voor een tenderticket – dat was echter nog altijd nummer 1! Jeetje, dus we konden gelijk doorlopen en instappen, en inderdaad er zat al een handjevol mensen in de tenderboot te wachten – sommigen waarschijnlijk dus al vanaf 8 uur… We zijn uiteindelijk iets na 8:45 pas gaan varen, met iets van 20 passagiers aan boord. Terwijl we zaten te wachten kwam de staff-kapitein even bij de bemanning die er stond kijken of alles goed ging, in een mooi wit ketelpak, en hij knikte vriendelijk naar mij (ik zat goed in het zicht op een van de zitjes bovenin de tender, daar heb ik weinig last van misselijkheid) en stak twee duimen op, “klaar om te gaan?”.

De tenderboot bracht ons naar een kleine pier waar ook een klein vrachtschip aan lag; de pier was erg hoog, zo te zien kon er dus best een groot verschil in getij zijn, en wij legde aan bij een trap die langs de pier liep – geen gemakkelijke overstap voor sommigen, zeker niet voor de man met maar één been die bij ons aan boord de tender zat. Hij is bewonderingswaardig mobiel, gezien zijn behoorlijk forse omgang, het feit dat hij een kruk moet gebruiken, een kunstbeen heeft en aan zijn andere been een steunkous heeft, maar hij is ook gewoon groot en zwaar, en dus was het aan boord de tender komen vanaf het schip al enigszins lastig voor hem, met de beweging van de golven, maar nu van de bewegende tender overstappen op de metalen trap was een uitdaging. Hij stond namelijk sowieso niet zo heel stabiel op zijn benen, laat staan nu hij overeind moest krabbelen in een bewegende tender. Uiteindelijk heeft iets van vier man bemanning hem zo’n beetje met brute kracht over getild en op de trap gesleurd, ongelofelijk!

Toen wij op de pier stonden werden we gelijk aangesproken door een lokale vrouw; we waren geïnformeerd dat lokale vertegenwoordigers van het toerismebureau ons zouden opwachten om informatie over het eiland te geven. Zij vroeg wat onze interesses waren en wij gaven aan dat we wel een lichte wandeling wilde die vlak bleef, en kort was. Ze vroeg naar ons kaartje – bij receptie liggen op iedere landdag kaartjes van de havens die we aandoen met wat toeristische highlights en informatie erop – en moest lachen “ach dit is er nog eentje van voor de tsunami, het ziet er nu toch wel iets anders uit”. Maar ze wees ons op het kaartje zo goed en zo kwaad als het ging hoe we moesten lopen voor een leuke wandeling volgens haar – weliswaar 3 km enkele reis, maar we zouden zien hoe ver we kwamen. Ook moesten we opeens, voor het eerst sinds we in Chili zijn, aan een man in uniform het douaneformuliertje laten zien – meer niet, alleen laten zien dat we het bijhadden!

Eerst echter bij de Plaza del Armas (een piepklein pleintje met een grote naam) poseren bij het grote standbeeld van Robinson Crusoe – het eiland heette oorspronkelijk Mas a Tierra, zo genoemd door de ontdekker ervan, Juan Fernandez. Toen is het omgedoopt naar Juan Fernandez Eiland, naar de ontdekker, en in 1966 is het omgedoopt naar Robinson Crusoe Eiland, naar de schipbreukeling die hier ruim 4.5 jaar heeft overleefd en die de inspiratiebron vormde voor het boek Robinson Crusoe. In mijn routeboek stond dat deze schipbreukeling, een Schot en een vrijbuiter, zichzelf op het eiland had laten zetten na een ruzie met de kapitein van het schip waar hij mee voer, en dat hij wel 4 Spaanse schepen aan zich voorbij heeft laten gaan door te verstoppen, omdat hij als Schot niet mee wilde varen met Spanjaarden. Uiteindelijk wist een schip hem te vinden, en aan boord zat een vriend van Daniel Defoe, die het verhaal zo interessant vond dat hij er een boek over geschreven heeft. Later heeft Daniel Defoe het boek van zijn vriend gelezen en raakte daar zo geïnspireerd door, dat hij uiteindelijk Robinson Crusoe geschreven heeft. En in het kader van toerisme aantrekken is het eiland dus omgedoopt naar Robinson Crusoe! Of het veel doet voor het toerisme weet ik niet, maar op zich is het eiland natuurlijk nog niet eens zo ver van het vasteland vandaan – maar anderhalve dag varen – en zo te zien aan de duik- en vis-reclame een populaire bestemming om te gaan vissen. Je moet hier schijnbaar ook de “Gouden Krab” gegeten hebben, en naast die gouden krab is er verder qua activiteiten niets te doen, eigenlijk alleen maar wandelen over het eiland. Er wonen schijnbaar ook maar zo’n 500 man, dus ons schip, zo’n 380 passagiers plus bijna 300 bemanning die potentieel aan land kunnen komen, is al haast een invasie voor ze!

We begonnen in de richting te wandelen die ons aangeraden was maar besloten al gauw om aan de kust te blijven en niet de steile weg omhoog te nemen die de vrouw ons aangeraden had. Dus wandelde we tot we een mooi klein parkje vonden; mooi ondanks of dankzij het feit dat de planten aan het woekeren waren, en met twee scheepskanonnen op strategische plekken geïnstalleerd, en zelfs wat kleine bunkers voor munitie! Hier had men een kleine verdedigingspost opgezet tijdens de Tweede Wereldoorlog om het eiland te verdedigen indien nodig; volgens het enigszins lastig te lezen informatiebord is er tot vele tientallen jaren na de oorlog nog een minimale militaire aanwezigheid geweest op het eiland. Onderweg hiernaartoe waren we langs een tweetal geschuttorentjes gelopen van het voor de kust gezonken schip de SMS Dresden, hier in 1915 gezonken tijdens de Eerste Wereldoorlog.

We hebben even lekker gezeten en wat zaadjes verzameld van de mooie aparte gele bloemen die in het parkje groeide, en ons erover verbaasd hoe er eigenlijk niemand leek te zijn hier op het eiland die zich echt ontfermde over dit en de andere parkjes. Ik zou denken dat als je op zo’n klein eiland woonde waar er zo weinig te doen was en je hield van tuinieren, je van pure verveling alle perkjes in de omgeving tot in de puntjes zou onderhouden! Sowieso was het dorpje rommelig en lag er veel afval – alsof de tsunami pasgeleden geweest was in plaats van tien jaar geleden.

Het was lekker fris, net niet te koud, en na een tijdje waren we wel uitgezeten en besloten we naar de vuurtoren en begraafplaats aan de andere kant van het dorp te wandelen. Inmiddels begon het dorp langzaam voller te druppelen met medepassagiers, en de kleine (mini) mini-markts begonnen langzaam maar zeker open te gaan. De inwoners zelf groette je vriendelijk als je langsliep.

Via wat omzwervingen kwamen we bij de begraafplaats uit, die gehavend leek door de tsunami die schijnbaar een paar jaar eerder over het eiland heen gegaan was – overal zag je werkzaamheden om de boel op te knappen, hoewel de werkzaamheden wel rustig aan verliepen, zo te zien, en in sommige gevallen al jarenlang stil leken te staan, zoals van een grote betonnen constructie op de hoofdstraat die op een hotel leek.

Vanuit de begraafplaats zagen we een bordje voor “Balas de Dresden” – die hadden we al eerder gezien, en geen idee wat het betekende (Ballen van Dresden???), maar het leek er dus op dat we niet op de begraafplaats moesten zijn, maar nog een eindje verder lopen. Om de hoek van de klif werd het duidelijk – mortiergaten in de rotswanden! De Dresden was tijdens de Eerste Wereldoorlog achtervolgd naar deze baai, en omringd door een drietal Engelse schepen die de Chileense neutraliteit schonden om bij de Dresden te kunnen komen; er was een vuurgevecht geweest in de baai tussen de schepen, waardoor er hier gaten in de (overigens erg mooie vulkanische) rotswand ontstaan waren, en uiteindelijk heeft de kapitein van de Dresden besloten om zijn schip te kelderen om verdere slachtoffers te voorkomen, en zichzelf en de bemanning over te geven aan de Chileense autoriteiten, waarna ze de rest van de oorlog veilig in Chileense krijgsgevangenschap uitgezeten hebben. Enkele Duitse mariniers zijn hier op het eiland gebleven, hebben er een bestaan opgebouwd, en liggen begraven in de begraafplaats waar we net waren.

Om bij het platform te komen waarvandaan de gaten te zien waren moesten we een eindje omhoog – Hans is dus gegaan, terwijl ik langs de rotskust wandelde naar het baken dat daar stond. Ook voorbij het platform waren wat gaten te zien, en de rotswand zelf was ook gewoon erg mooi; verschillende vulkanische elementen, zoals as-lagen, amorf basalt en basalt in kristalvorm, altijd mooi! Ondertussen werd ik lastiggevallen door de grote vette vieze steekvliegen die zich hier aan land bevinden, en wisten ze me ook een paar keer flink te steken, bah!

Toen Hans weer beneden was hebben we nog even naar de baai staan kijken, en terwijl we daar stonden kwam een auto aanrijden – dat hadden we al een of twee keer gezien, een lokale auto die dan een of twee passagiers rondreed voor een tour van het eiland (ver hetzelfde wat wij zelf net gewandeld hadden). Niet dat we de indruk hadden dat je ver kon rijden, er waren maar nauwelijks wegen hier! Maar we hadden wat boeien in het water zien drijven en wisten dat de resten van de Dresden hier ergens moesten liggen, dus ik vroeg aan de chauffeur of hij Engels sprak; nauwelijks, helaas, dus ik probeerde het maar in het Spaans. Het werd een leuk gesprekje, de chauffeur vond het leuk om te kletsen, stapte uit de auto om ons te woord te staan omdat een van zijn klanten toch bezig was met de mortiergaten en de begraafplaats verderop, en legde uit dat de boeien die we zagen van kreeftenfuiken waren, en de Dresden zelf maar zo’n 100 meter van de Astor vandaan lag, op ongeveer 90 meter diepte. Hij vertelde over het vuurgevecht waarmee de gaten in de rotswand waren ontstaan en vroeg naar ons schip (hoeveel passagiers en bemanning) en onze route, en wat we in Zuid-Amerika allemaal gedaan hadden voor landen. We hebben hartelijk afscheid genomen en hij ging weer verder met zijn betalende klanten!

We zijn weer terug gewandeld langs de begraafplaats waar Hans aan de praat raakte met een Duits stel, die zochten naar iets van de Dresden en dachten een monument gevonden te hebben – dat bleek echter, toen ik het Spaans vertaalde, voor slachtoffers van de tsunami (overledenen en verdwenen mensen), en slachtoffers van een vliegtuigongeluk dat kwam met hulpgoederen en hulptroepen tijdens de heropbouw na de tsunami. De tsunami was in 2010 geweest, dat is alweer 10 jaar geleden – als je de rommel en heropbouw langs de kust zag zou je zeggen dat het een paar jaar geleden was geweest!

Hans en de man begonnen over de oorlog te praten en Hans heeft er een heel interessant gesprek mee gehad, zo had de man onderzoek gedaan naar zijn vader; die was naar Leningrad (St. Petersburg) gestuurd om te vechten, en is allebei zijn voeten kwijtgeraakt vanwege de kou, omdat de Duitsers geen winterkleding kregen van Hitler terwijl de Aziatische troepen die voor Stalin vochten goed ingepakt waren. Hij had schijnbaar in Duitsland archieven en zo bezocht om zo veel mogelijk uit te vinden over zijn vader, en wist zelfs precies waar zijn vader gevochten had – hij wilde er ooit een keertje naar toe. Hopelijk komen we hem nog eens tegen aan boord, dan kunnen ze misschien nog verder kletsen! Ondertussen werden we door een vrouw gewezen op een monument voor de Dresden dat ook op de begraafplaats te vinden was. Als je wist waar het was was het hartstikke opvallend, typisch dat we het niet eerder gezien hadden! Er lag zelfs nog een reddingsboei van de Dresden bij.

Toen zijn we op ons gemak terug geslenterd naar de hoofdstraat en het pleintje bij de pier, waar we nog even gezeten hebben. Er hing een gong en een klepel bij het pleintje, om te waarschuwen voor tsunami’s en ander gevaar, en in 2010 had een 10-jarig meisje schijnbaar veel levens weten te redden door aan één stuk door op die gong te slaan. Langzaamaan begonnen er steeds meer passagiers, maar ook bemanningsleden, aan land te komen en rond te slenteren. We zagen in de verte zelfs de staff-kapitein met zo te zien een liefje wandelen, nog in zijn mooi witte ketelpak!

Op gegeven moment hadden we het wel gezien, en voelde we ons nog even schuldig over of we nu al wel of niet terug aan boord konden gaan – je komt hier nooit meer moet je van uit gaan, en je voelt je dan toch op de een of andere manier verplicht om het in je op te blijven nemen. Maar we besloten dat we wel gezien hadden wat we zelf konden lopen, en de auto-tours leken zo te zien ver hetzelfde te bieden, er was nog de fundering van een oud fort en wat door mensenhanden gemaakte grotten die we vanaf het pleintje konden zien, maar A. zou Hans daar dan alleen naar toe moeten klauteren, en B. er was zo te zien niet veel extra’s te zien wat we niet al vanaf hier konden zien.

Dus we zijn op ons gemak terug de pier opgelopen. Er stond een projectbord aan de pier, voor het opknappen van de boten-helling á 1 miljard Chileense peso’s, toch ook in euro’s een aardig bedrag, zo’n 1,2 miljoen euro. Er werd inderdaad aan gewerkt, er waren twee duikers bezig in het water, en een graafmachine op land. Verder werd het vrachtschip inmiddels uitgeladen, en reed een heftruck heen en weer met dingen zoals pakketjes hout netjes gelabeld met de naam van de persoon die ze besteld hadden.

Er lag een tender klaar die klaar was om te vertrekken, en wij konden dus instappen; eerst moest echter een vrouw instappen die het bewegen van de tender en het over moeten stappen van de metalen trap op de bewegende tender duidelijk eng vond, zij werd door wel vier man aan boord geholpen! Wij werden ook haast opgetild door de mannen, hoewel het overstappen goed ging als je het goed timede – alleen de bemanning kent de zeemansgreep zelden tot nooit, gek genoeg; dat was op de Columbus ook zo.

De tender ging gelijk varen en we voeren vlot terug naar het schip dat mooi voor anker lag in de baai. Terwijl we om het schip heenvoeren zag ik een bemanningslid achter op het dek waar de kabels vastgemaakt worden vissen met zijn hengel. Eenmaal terug aan boord was het 11 uur geweest, we waren ruim 2 uur aan land geweest dus. Niet verkeerd op zich! Op ons raam zat een van de grote vieze steekvliegen die mij aan land ook lastiggevallen hadden; hopelijk komt hij niet aan boord verder, rotzakken!

We hebben een beetje gerust in de hut en zijn om 12 uur naar het buffetrestaurant gegaan om wat te eten; helaas geen lekker gebakken vis in een korstje, maar we konden wel wat bij elkaar scharrelen. Het toetje hebben we buiten achter op dek gegeten, in een lekker zonnetje, en toen hebben we een tijdje aan de reling gestaan, kijkend naar het eiland en naar de vele hengels van de bemanning twee dekken onder ons – die hoopte misschien krab of kreeft te vangen!

Na nog een rondje op dek was het tijd om te gaan rusten. Voor mij zeker, ik heb een stevig dutje gedaan! Maar Hans heeft ook wel even zijn ogen dicht gehad, en als we naar buiten keken zagen we steeds een andere hoek van de baai terwijl het schip langzaam heen en weer draaide op zijn anker. We besloten op een gegeven moment dat het onderhand wel tijd was voor een zakje chips, dus hebben we een van onze twee kostbare zakjes Ushuaia chips aangesproken. Hmmmmm wat kan dat toch lekker zijn!

Om 17 uur werd aangekondigd dat iedereen aan boord was en we konden gaan vertrekken, maar dat zou nog wel even duren want eerst moesten de tenders nog aan boord gehesen worden – die zagen we dan ook een paar keer langs komen voor ons raam. Rond 17:30 was op de webcam te zien dat de zwarte bol voorop dek die aangeeft dat we een anker uit hebben weggehaald, het anker was dus opgehaald en we draaide nu stationair op de plaats. Rond 17:45 voelde we de motoren verder opstarten en netjes op tijd rond 18 uur vertrokken we de baai uit. Vanaf anker vertrekken is eigenlijk niet zo spannend; dat is anker ophalen, motoren opstarten en wegwezen. Maar wel kregen we nog even mooi zicht op een andere zeer onherbergzame vallei van het eiland, mooi donkergroen fluweel bekleed met steile wanden.

Tijdens het eten kregen we van Reba en Helmut, die toch maar niet waren gaan zwemmen (ze hadden geroepen dat ze gingen kijken of ze konden gaan snorkelen, maar wij vermoedde al dat het water aardig koud zou zijn!), een poppetje aangeboden voor ons kleinkind; “van onkel Helmut en tante Reba”. Leuk! Gekocht op Robinson Crusoe Eiland, heel leuk!

’s Avonds voeren we weer helemaal alleen op zee; er was “in de buurt” (zo’n 150 km van Robinson Crusoe Eiland vandaan) nog het kleinere eiland Alexander Selkirk, naar de oorspronkelijke schipbreukeling genoemd, maar daar zouden we pas midden in de nacht langsvaren. Verder was er weer alleen zee en lucht.

free counters