11 juni: Floreana Island: Post Office Bay, Corona del Diablo, Punta Comoran

Vandaag stond het eiland Floreana op het programma: we waren best vroeg op en stonden voor het ontbijt bij de reling te kijken naar het strand en de baai waarin we lagen. Terwijl we daar stonden kwamen zeeschildpadden in de baai met hun hoofden boven water voor adem happen, en zwommen er tientallen grote grijs-met-witte vissen rond de boot. Ook zagen we in de branding van het strand in de verte zeeleeuwen spelen, het zag er dus allemaal prachtig uit en beloofde een mooie snorkelpartij te worden later op de ochtend!


‘s-Ochtends na het ontbijt werden we per panga naar een strandje gebracht in Post Office Bay en stonden na een korte wandeling voor de “Post Office” – een houten ton op een paal met een afdakje en omringd door wrakhout, schelpen, botten, stenen en allerlei andere dingen daar door andere bezoekers achtergelaten, al dan niet met inscripties van datum en namen. Dit is blijkbaar het oudste “postkantoor” ter wereld, hier werden in de 18e eeuw al door walvisvaarders brieven achtergelaten die dan door andere schepen opgepikt werden en persoonlijk afgeleverd op de juiste bestemmingen. Het is nog de traditie dat je hier je eigen briefkaarten achterlaat en zelf door de achtergelaten briefkaarten van anderen bladert om te kijken of er een paar tussen zitten met adressen in de buurt van waar jij woont, zodat je ze persoonlijk aan de deur kunt afleveren. Het was op zich wel interessant om te zien, we vonden alleen natuurlijk geen brieven die in de buurt van onze woonplaats afgeleverd moesten worden! Af en toe kwam je een bijzondere briefkaart tegen; zoals een geplastificeerde oude foto van een familie, met op de achterkant de opdracht om deze kaart te laten liggen en een persoonlijke brief van iemand die ooit beloofd had om de foto nog eens een keertje mee te nemen naar de Galapagos. Het was wel duidelijk dat de zusters waar hij over schreef dood waren en de schrijver verwachtte zelf ook binnenkort dood te zijn; indrukwekkend dus. Ook zagen we de restanten van een visfabriekje die hier ooit in het begin van de 20e eeuw opgezet was maar die al gauw afgebroken werd en achtergelaten, doordat het totaal niet economisch verantwoord was om vis vanuit hier naar het vasteland te vervoeren…


Terug op het strand begon de eerste snorkelpartij van de dag. De golven en de stroming waren alleen erg sterk en ruw, en bonkte op het strand en de zanderige zeebodem, waardoor er ontzettend veel zand in het water geklopt werd. We konden de eerste tien meter zeewaarts vanuit het strand nauwelijks hand voor ogen zien in het water! Pas daarna werd het zicht iets beter maar nog altijd was het erg troebel, en langs de rotsen was een sterke stroming en weinig vissen; en als je al een vis zag, dan kon je er dus geen goede foto van maken want je had onderwater nauwelijks zicht en werd zelf constant heen en weer geslingerd in de golven. Zeeleeuwen en zeeschildpadden waren al helemaal niet te bekennen, dus Hans en ik waren al behoorlijk teleurgesteld dat het een slechte snorkeltrip zou worden… We besloten nog even wat meer richting het diepe water in de baai te zwemmen maar om dan richting het strand te gaan en het op te geven.


Terwijl we nog aan het zwemmen waren naar het diepere gedeelte zag ik opeens een heuse zeeschildpad vlak langs ons zweven in het water, en terwijl ik nog bezig was Hans zijn aandacht te trekken zag ik opeens een andere zeeschildpad op de zeebodem onder ons, half ingegraven in het zand en bijna onzichtbaar! Wauw… We raakte de zwemmende schildpad al gauw kwijt maar de ingegraven schildpad lag gewoon stil, dus daar hebben we een tijd naar zitten kijken en van genieten. Op een gegeven moment hingen we met zo’n 6 man boven deze schildpad te dobberen, en al gauw werd hij het zat en zwom weg – en terwijl hij nog bezig was van de zeebodem te komen kwam weer een andere schildpad tevoorschijn! Hans en ik hebben een tijdlang achter de schildpad aan gezwommen, en konden dus zien dat hij een paar keer voor lucht ging happen. Prachtig! Ik denk dat we uiteindelijk misschien wel een half uur naar deze prachtige zeeschildpadden hebben gekeken, het was echt uniek en enorm genieten.


Een deelneemster van een andere tocht die vlakbij zwom had gemerkt dat wij iets hadden gezien en was dus op “onze” zeeschildpad afgekomen; zij zag natuurlijk mijn fel oranje en niet erg waterdicht uitziende fototoestel en vroeg of het een Olympus was. Ik zei nee en toen vertelde ze dat zij een Olympus onderwatercamera gekocht had, eentje die ik ook overwogen had, maar dat ie na 3 foto’s kapot was gegaan, en dat een van de andere mensen op haar boot hetzelfde had ervaren. Nu had toevallig een van onze medepassagiers ook al aan mij gevraagd wat voor toestel ik had, en hij had verteld dat zijn nieuwe toestel het ook opeens had opgegeven. Wat ben ik dus blij dat ik toch verder gekeken heb dan de Olympus en de opmerkingen op Internet over dit probleem serieus genomen heb! Want dat zijn er dus al 3 verschillende gevallen op deze reis alleen al met hetzelfde probleem, en zo te horen steeds hetzelfde probleem, precies wat ook al in de recensies op Internet beschreven werd…


Terug op het strand, terwijl we in de branding stonden te wachten op de panga’s om ons op te halen, was er een jonge zeeleeuw heel nieuwsgierig en speels aan het doen. Hij schoot tussen de benen van de mensen die in het water stond, rolde heen en weer in de golven het strand op, kwam vlak bij mensen en keek ze dan heel nieuwsgierig en brutaal aan; hij leek echt te zoeken naar een speelmaatje, en leek een klik gevonden te hebben met het 12-jarig jongetje aan boord bij ons want daar bleef hij steeds terug bij komen! Toen we afscheid van hem moesten nemen en in de panga’s richting het schip voeren zwom hij nog een eindje met ons mee…


Na een korte pauze op het schip, een drankje om even bij te komen en verse handdoeken om een beetje op te drogen was het al weer tijd voor het diepzee snorkelen. We gingen naar de Corona del Diablo, de Duivelskroon – een ring van steile zwarte lavarotsen in de zee, de laatste restanten van een vulkaankrater die na het uitbarsten de zee in gezakt was. Hier was het blijkbaar fantastisch snorkelen, en was er niet alleen kans op allerlei prachtige vissen, maar ook, als we veel geluk hadden, op haaien! Een beetje spannend, want er zijn wel 27 verschillende haaiensoorten in de Galapagos, en maar een daarvan is echt overtuigd vegetariër… Maar goed we gaan ervan uit dat ze mensen daar niet laten zwemmen als het echt gevaarlijk is, toch?!


De snorkeltocht rond de duivelskroon was echt prachtig, voor mij naast Coral Bay in West Australië de mooiste plek waar ik ooit gesnorkeld had, en voor Hans die veel meer gesnorkeld heeft dan ik toch wel een van de mooiste plekken waar hij ooit geweest was. We werden in de panga’s stroomopwaarts van de ring gedropt, en kregen instructies om half om de ring te zwemmen en dan binnendoor via een natuurlijke opening tussen de rotsen terug naar de startplaats. Ondertussen zouden de panga’s ons volgen en indien nodig oppikken als we moe werden – er staat namelijk een extreem sterke stroming rond deze rotsen. Al bijna gelijk uit de boot zagen we tussen de duizenden vissen om ons heen een rifhaai! Diep onder ons op de zeebodem, maar echt een onmiskenbaar silhouet! De sterke stroming spoelde ons gewoon bijna richting de andere kant van de ring, we moesten tegen de stroming in zwemmen om stil te kunnen blijven om foto’s te maken… Maar overal zagen we prachtige vissen, grote scholen die synchroon zwommen (of juist níet, om verwarring te scheppen) of enkelingen die alleen zwommen. En sommige vissen waren gewoon regenbogen van kleuren, echt heel mooi; er zwommen veel papagaaivis-achtigen, grote stevige jongens van driekwart meter lang die allerlei prachtige kleuren hadden.


Het water was af en toe best fris, maar wat een prachtig landschap om in te zwemmen met grillige zwarte rotsen boven en onder water, en onderwater de meest prachtige vissen en zeesterren. Met een klein beetje moeite vonden we de opening in de Duivelskroon en zwommen er doorheen de ring in – want de stroming was ook hier erg sterk en nu moesten we er tegenin zwemmen in plaats van ons er door mee te laten voeren! Hier was het een stuk ondieper en werd het water dus, ondanks de nog altijd sterke stroming, ook wat warmer – er waren echt ontelbare vissen, in allerlei vormen, kleuren en maten! En op de zeebodem ontelbare zeesterren, enorme stevige dingen met dikke poten, in de gekste kleuren…


We konden er niet genoeg van krijgen, en overal waar we keken gebeurde wel iets; een school donkere vissen met felgele staarten, die allemaal gelijk bewogen waardoor je eigenlijk alleen die gele vlaggen zag en niet de vis erachter… Grote papagaaivissen van zeker een halve meter lengte in prachtige blauw-groen-roze kleuren die de rotsen afgraasden… Goud-gele vissen, ook weer flinke jongens van een halve meter, die alleen of in groepjes zwommen… Helblauwe zeesterren met lange poten die om de rotsen gekronkeld lagen… Een zeeleeuw die langs schoot… Enorme scholen vol kleine visjes van een vinger lang die overal om je heen zwommen, zo dichtbij dat je ze kon aanraken (alleen dat lieten ze nooit toe)… Echt fantastisch! Als je stilhield om foto’s te maken – en dat deden we bijna constant – dan werd je door de stroming al gauw zó 10 meter naar achteren geduwd. Op een gegeven moment kwam Hans bijna in het nauw door een scherpe lavarots die tot vlak onder het oppervlak omhoog stak; hij was aan het fotograferen geweest en de stroming duwde hem er overheen – hij kon nog maar net zijn buik inhouden en zichzelf zo plat mogelijk maken om te voorkomen dat ie door de scherpe rotsen geraakt werd! Uiteindelijk waren we weer aan de andere kant van de ring en zwommen we weer het diepe water in, waar het vissenleven weer veranderde en er haast nog veel meer verschillende vissoorten leken te zwemmen. En op de zeebodem ver onder ons op een gegeven moment een soort van slang, licht met donkere stippen; een soort van zeeaal, blijkbaar, maar een prachtig gezicht! Met tegenzin lieten we ons door de panga oppikken om weer terug naar het schip te gaan, hier hadden we heel de dag wel door kunnen brengen!


Na de lunch gingen we weer aan land, bij Punta Comoran, een mooi zwart vulkanisch strandje waar de zeeleeuwen heel speels waren en als dolfijnen uit de golven sprongen, in de branding rolde en lekker lui op de rotsen lagen te zonnen. Na een tijdje genieten van dit zicht zijn we het binnenland ingegaan richting een klein brak-water lagune; de bedoeling was dat hier flamingo’s te zien waren, maar wij hebben altijd pech met flamingo’s dus we hadden er niet zo heel veel vertrouwen in! Er waren er inderdaad maar 4 (met een verrekijker) te zien, aan de andere kant van de lagune… Tja, meer dan we tot nu toe ooit in het wild gezien hebben maar nog altijd niet echt bevredigend dus! Een mooie maar bloedhete wandeling door de mangroves en struiken bracht ons naar een echt Bounty-strandje met wit zand, witgebleekt wrakhout en lichte golven langs een mooie klif (alleen de palmbomen ontbraken nog, al lag er wel een aangespoelde kokosnoot), waar de duinen vol met kuilen lagen van de schildpadnesten, en we op een gegeven moment in de branding een rog en later zelfs 2 haaien zagen!


En langs de rand van de klif vele rode en blauw-zwarte krabben en zelfs opeens een heuse Galapagos veldmuis… Als je hier een beest ziet en je noemt het “de Galapagos-zusenzo”, dan ben je heel vaak dicht bij de echte naam! Want er zijn zo veel diersoorten die hier verzeild zijn geraakt en toen doorontwikkeld zijn en nu nergens anders ter wereld te vinden zijn; zoals de zee-iguana, of de reuzenschildpad… Wat wel typisch is, is dat alle diersoorten (en ik vermoed ook plantensoorten) op enig moment tegen zout water moesten kunnen, want de niet-vliegende dieren zijn hier allemaal aan komen spoelen op vlotten van planten, en moesten dus 3-4 weken op zee kunnen overleven. Daarom zijn er dus ook geen kikkers of andere amfibieën, want die kunnen niet overleven in zout water!

free counters